donderdag 30 juli 2015

De geschiedenis van Serafina (van der Sommen -) de Groot

Serafina(Sera op doordeweekse dagen) is een pronte zelfbewuste vrouw van achtenzestig jaar, als ik haar ontmoet in haar mooie ruime huis in een stille wijk in Bilthoven.
Als ze me haar lichte en gezellig ingerichte huiskamer binnen leidt, kijken een overdaad aan Christus- en engelenbeelden vanaf hun hoge posities op de verschillende kasten op ons neer.
Later blijkt ook haar toilet, behangen met rozenkransen en wijwatervaatjes meer op een kapelletje, waar men zich terugtrekt om over het leven en de wereld na te denken.



Even moest ik toch denken aan mijn oma van vaders kant, Paulina Bastings, die ook een menigte van dergelijke beelden in huis had gehaald, en de laatste jaren van haar leven in een Rijks Psychiatrische Inrichting heeft doorgebracht. Naar verluidt ten gevolge van godsdienstwaan.
Maar als ik met Sera aan de praat raak, blijkt ze een nuchtere vrouw, die wel hartstochtelijk op zoek is naar de geschiedenis van haar familie.
Haar eigen ouders waren, zoals zal blijken om begrijpelijke redenen, zeer zwijgzaam over het verleden. Zelf beschikt ze over een bescheiden verzameling van brieven en foto's. En pas sinds kort heeft ze contact met nicht Elly van der Sommen en door een toevallige ontmoeting met ene Annelies de Jongh van der Sommen, ook een speurster in de familiehistorie, van wie ze nu regelmatig wat gegevens en foto's krijgt toegestuurd.

Annelies maakte haar ook opmerkzaam op de foto, die op internet te vinden is, van Bertha van der Sommen, een tante van mijn vader, in haar legendarische snoepwinkel op de markt in Eindhoven.
Bij die foto vond Sera het e-mail adres van mijn zus Paula. En omdat ze wist dat ik, door mijn stamboomonderzoek, over flink wat gegeven beschikte over de familie van der Sommen, stuurde Paula op haar beurt de vragen van Sera over haar relatie tot deze Bertha van der Sommen door naar mij.

Na wat speuren in mijn verzamelde gegevens kon ik Sera verblijden met voor haar nieuwe en verrassende informatie over haar vader.
Nieuwsgierig geworden naar mogelijke verdere informatie, die ik over haar familie in mijn bezit kon hebben, nodigde ze me uit voor een bezoek aan haar woonst, met de belofte dat ze me zou helpen met gegevens en foto's van haar kant mijn administratie compleet te maken.
In het navolgende zal ik proberen alle stukjes informatie, die we zo verzameld hebben, te verbinden tot een samenhangend verhaal. Het levensverhaal van Serafina.

Laten we het verhaal beginnen bij Cor van der Sommen, de opa van Sera.
(Cornelis Henricus van der Sommen geboren te Eindhoven 27 febr 1860 en overleden 18-aug -1925)


Cor huwde op 26 augustus 1895 in Breda met Ciska (Francisca Helena Petronella) van Engelen.
Uit dat huwelijk werden drie zonen en drie dochters geboren:
Johanna 1896, Thomas 1897, Wilhelmus 1899, Antonius 1900, Elisabeth 1902 en Cornelia 1907.


Op deze foto van het gezin van Cor van der Sommen
Staand van links naar rechts Elisabeth, Anton, Johanna,Thom en Wim.
Zittend vader Cor, Corry en Moeder Ciska van Engelen

Cor was directeur van de N.V. C.H. van der Sommen Borstelfabrieken aan de Demer 15 te Eindhoven.

Uit de gegevens van het bevolkingsregister van Eindhoven valt op dat de eerste vier kinderen als tiener voor een aantal jaren het huis uit gingen.
Johanna vertrok op 14 september 1909 op 13 jarige leeftijd naar Hoge en Lage Zwaluwe en keerde op 24 april 1912 weer naar het ouderlijke huis terug, om op 20 februari 1919 op 23 jarige leeftijd naar den Bosch te vertrekken.
Thom vertrok 10 september 1910, 12 jaar oud, naar Weert, waarschijnlijk om onderwijs te volgen aan het Bisschoppelijk College aldaar. Hij keert 5 september 1913 weer naar Eindhoven terug.
Broer Wim gaat op 9 september 1912, 13 jaar oud, naar Weert en keert 16 september 1914 terug.
Anton tenslotte vertrekt op 6 september 1915, 15 jaar oud, naar Weert en keert 25 juni 1918 weer terug, maar vertrekt 8 juni 1920 naar Rotterdam.

Cor was 40 jaar lid en 25 jaar secretaris van het zangkoor van de Sint Catharinakerk.


Deze foto werd genomen achter het magazijn van de borstelfabriek Demer 15 bij het zilveren feest van Cor van der Sommen april 1925 als secretaris van het zangkoor van Sint Catharina te Eindhoven. Cor zit in het midden.
Cor overleed op 18 augustus 1925 in Eindhoven.


Thomas volgde Cor waarschijnlijk op als directeur van de borstelfabriek.
Hij trouwde 8 oktober 1926 met Hendrina van Beek
Hij overleed in Utrecht. 7 december 1933, 11 uur in de morgen. Het overlijden werd aangegeven door Wilhelmus Hendrikus Broekman, 48 jaar, bediende en Gerard Hemkert, 36 jaar, bode.
Hij had geen kinderen.

Wim trouwde 13 september 1929 in Bussum met Clara van Praag.
Omdat Clara een jodin was, was de familie niet blij met dit huwelijk.
Ze kregen als kinderen Anneke en Elly (1931 - ).

Clara met dochter Elly
Wim had zich als fotograaf gevestigd in Bussum aan de Brinklaan 64 en later in 1932 Hilversum.

De Gooi en Eemlander 30-10-1929
Wim sterft 4 januari 1974 in Zandvoort.


woensdag 15 juli 2015

Vervolg van het verslag van de roofmoord te St. Oedenrode

Natuurlijk bent u lezer nieuwsgierig naar het verdere verloop van deze gruwelijke geschiedenis.
Hoewel de heer F. van der Sommen geen rol van enige betekenis speelt in de rest van de geschiedenis, neem ik toch de moeite om ook de rest van het verhaal uit deze oude krant over te typen:

Een zeer bezwarende getuigenis voor Van den Wildenberg is het volgende:
Hij zou 's middags om 2 uur of half 3 gezien zijn in een weiland bij Schijndel-spoor in gezelschap van personen, wier signalement met dat der twee personen uit de tram overeenkomt. Van den Wildenberg is daar op den trein naar Eindhoven gestapt. Waar hij omstreeks 4 uur is aangekomen. Onmiddelijk heeft hij toen de tram van 5 uur genomen, die over St. Oedenrode naar Den Bosch rijdt.
Het vermoeden is nu, dat Van den Wildenberg met beide individuen een afspraak heeft gemaakt en hun de noodige aanwijzingen heeft gegeven voor den diefstal in de fabriek. Dat hij daarna een reisje naar Eindhoven heeft gemaakt om vandaar naar den Bosch terug te keren en daar met de dieven de buit te deelen.
Men deelde aan het blad mede. -- maar dat had nog geen bevestiging ontvangen -- dat Van den Wildenberg, in wiens bezit een bedrag van f2000 moet gevonden zijn, bekend heeft, en dat hij als een der daders een Amsterdamsch diamantslijper heeft aangewezen, wiens naam hem echter onbekend is. Wij deelen dit echter onder voorbehoud mede.
Ook werd ons medegedeeld, dat v.d.W. voor het onderzoek naar Amsterdam zou worden overgebracht.

In het "E.D." lezen we daarover:
De familie Dies uit St. Oedenrode was Vrijdag tusschen vijf en zes uur op wandeling in de buurt van de boterfabriek "St. Oda", toen ze in den omtrek daarvan twee er zeer verdacht uitziende individuen zagen ronddolen. Deze gingen het terrein der fabriek op.
Een hunner was licht gekleed, groot van gestalte, de ander, wat kleiner, droeg een donkere overjas. De een liep om het fabrieksgebouw, de ander klopte aan de deur. De directeur, de heer Kruijsdijk, kwam opendoen en de twee onbekenden slopen haastig naar binnen.

Nog vernamen wij het volgende zonderlinge voorval:
Vrijdag-middag omstreeks 12 uur of half een kwam een persoon in den scheersalon van den heer Joh. Schneider, Hinthamerstraat te 's Bosch om zich te laten scheren. Zijn kleeding geleek op die van een Hollandsch geestelijke, maar hij zag er maar sjoveltjes uit. Toen hij geschoren was, vroeg hij den bediende of hij hem ook een kruinschering wilde maken, zoo groot als een gulden. Toen de bediende vroeg of hij die scheren zou, antwoordde hij: "Neen, knip 't maar 'n beetje, want 't is maar voor een dag." -- een opmerking die den bediende natuurlijk deed denken: "Wat een vreemde sinjeur!"
Toen de bezoeker heenging, sprong hij op een herenfiets -- geestelijken gebruiken altijd damesfietsen -- 'n oud boerenkarretje met een rood vilten zadeltje. Op het stuur was een pak geborgen, waaruit kleeren te voorschijn kwamen en waarvan de bediende een militaire broek meende te herkennen. De man reed vlug weg in de richting van de Markt.
Of dit in eenigerlei verband staat met de misdaad weten wij natuurlijk niet, doch het feit is aan de politie meegedeeld.

Op telefonisch verzoek van het parket 's Hertogenbosch werd gisteren in zijn woning aan de Nieuwe Amstelstraat te Amsterdam gearresteerd zekere Isaäc Brilleslijper, verdacht eenige dagen geleden den moord gepleegd te hebben op den heer Kruisdijk, directeur der St. Oda-fabriek te St. Oedenrode. Welke beweegredenen de Bossche justitie daarvoor had, is niet bekend.
De centrale recherche voldeed aan 't verzoek en zoo werd Brilleslijper ingerekend.\Hij gaf voor, niets van den moord af te weten.
Naast het lijk had men een gebroken scheermes gevonden. En nu wilde het toeval, dat de verdachte een groote snede dwars over de wang had. Op de vraag, wie hem de verwonding had toegebracht, antwoordde hij, dat dit door zijn barbier was gebeurd.
De heer Van Ledden Hulsebosch, die gewaarschuuwd werd en het scheermes in zijn bezit had, liet een politieman komen. Nu naderde een spannend ogenblik. Een dertigtal petten en hoeden werden op een rij gelegd, waarna den politiehond "Albert" lucht werd gegeven aan het scheermes. Nauwelijks had het beest aan het voorwerp geroken of het snelde op de hoofddeksels af en hapte zonder aarzelen in Brilleslijper 's pet. Hetzelfde experiment werd toegepast op een tweede pet van Brilleslijper, met hetzelfde sensationele resultaat.

Er zijn aanwijzingen, dat de verdachte inderdaad met eenige kennissen op stap is geweest in St. Oedenrode.
Het verdere onderzoek wordt te Amsterdam niet geleid, daar de Amsterdamsche recherche slechts op verzoek tot arrestatie overging. Heden is de vermoedelijke dader naar 's Hertogenbosch vervoerd. Er is een fotografische opname van zijn verwonding genomen, terwijl dr. Schoo zal vaststellen, of de snede een gevolg is van scheren of van een haal met een scheermes.

Roofmoord te St. Oedenrode 1919, bijrol voor F. van der Sommen

De Nieuwe Tilburgsche Courant van 29 april 1919 bericht het volgende onder de kop

Provinciale Berichten.

De roofmoord te St. Oedenrode

 Men meldt nader uit St. Oedenrode aan de 's Bossche Crt.
Omtrent den vreeselijken moord alhier gepleegd Vrijdag j.l. op den heer H.C. Kruijsdijk, Directeur der Stoomroomboterfabriek "St. Oda", alhier, kunnen wij thans de navolgende bijzonderheden berichten:
De heer v.K. was gewoon des namiddags ongeveer zes uur in zijn kosthuis een kop thee te gaan gebruiken. Om 9 uur des 's avonds was hij er echter nog niet geweest, en toen werd de kostjuffrouw ongerust. Zij zond iemand (den slager Beljouw, die ook bij haar inwoont) uit om te gaan kijken en deze persoon vervoegde zich bij een arbeider van genoemde fabriek. Te zamen gingen zij met nog een anderen arbeider naar de fabriek en vonden aldaar de voordeur geopend.
Zij liepen door naar het kantoor en zagen tot hunne verwondering dat de brandkast open stond.
Alvorens verder te kijken besloten zij onmiddellijk de gemeentepolitie te waarschuwen.
Veldwachter Rellings en Rijksveldwachter Vossen waren direct ter plaatse, waarna het onderzoek begon. De arbeiders der fabriek merkten op, dat het rijwiel van den Directeur niet op de gewone plaats stond, doch in het achterlokaal tegen de grond was gesmeten.
Een der rijwielbanden was met bloed besmet. Direct daarna viel het hun op, dat op verschillende plaatsen bloedvlekken lagen in de richting van het kantoor.
Vervolgens vonden zij een bebloede handdoek, waaraan vermoedelijk de moordenaars hunne handen hadden afgedroogd.
De richting naar het kantoor volgende, zagen zij aldaar de brandkast geopend. Op de tafel lag de pijp van de Directeur met een bebloed scheermes, met een stuk heft eraan. Verschillende papieren zaten vol bloed, terwijl de brandkast op verschillende plaatsen met bloed was bedekt. Direct begon men als nu behalve aan diefstal aan iets vreselijks te denken. Van het kantoor ging men naar de badkamer, waar aan den ingang een groote plas bloed lag met het scheermesetui, benevens een overjasknoop en twee manchetknoopen.
In de badkamer gekomen zagen zij de Directeur in een hoek in een kromme houding voorover liggen, waarna zij constateerden dat het lijk reeds koud was, De muren in de badkamer waren ter hoogte van ongeveer 1.5 M. op verschillende plaatsen met bloed bedekt.
 Onmiddellijk werd de burgemeester en de geneesheer ontboden, die direct ter plaatse waren aangekomen. De dokter kon echter slechts den dood constateren.

Op grond van het navolgende wordt verwacht, dat de vreeselijke misdaad heeft plaats gevonden tusschen vijf en zes uur des namiddags. Op het genoemd uur zijn door verschillende personen in de buurt, en aan de fabriek gezien twee als heer gekleede personen, welken de Directeur zelf moet hebben binnengelaten.
Na volbrenging van hunne misdaad zijn zij vermoedelijk gegaan in de richting Schijndel en even voorbij "Cafe Buitenrust" op den tram gestapt in de richting 's Bosch, die om ongeveer half zeven vertrekt uit St. Oedenrode. Door den tramconducteur moeten deze twee personen er op gewezen zijn, dat hunne handen vol bloed zaten, waarop zij schijnen geantwoord te hebben, dat zij zich met het afsnijden van een stok in de bramen hadden bezeerd.
Beweerd wordt, dat deze personen in den Bosch aan Sluis 0 zijn afgestapt.


Zaterdag-morgen om 10 uur was het parket reeds gearriveerd, dat tot laat in den avond is werkzaam geweest. In den loop van den dag werden zeer veel personen gehoord, totdat omstreeks vijf uur in de namiddag door den heer Commissaris van Politie te 's Bosch per auto werd binnengebracht een zekere Gerards, verblijvende te 's Bosch. Even daarna, ongeveer 6 uur, arriveerde per auto uit Eindhoven, vergezeld van de Marechaussëe, een zekere van den Wildenberg, tot sinds ongeveer één maand geleden onderdirecteur aan de Boterfabriek alhier.
Deze laatste persoon schijnt met de werkzaamheden in de fabriek geheel op de hoogte te zijn geweest. Opmerkelijk ishet tevens dat v.d.W. in den zelfden tram zat als de twee verdachte personen, na het plegen van de moord. Vermoedelijk zat eveneens in die tram, de hierboven genoemde G., die met v.d.W. zeer veel omgang had.
Deze beide personen zijn door het parket gehoord en daarna in de gevangenis opgesloten,

Zondagmorgen om 12 uur was het parket wederom ter plaatse ten einde de lijkschouwing te verrichten. De verslagenen zag er verschrikkelijk uit. De hals gedeeltelijk afgesneden, terwijl verder in den hals en het hoofd verschillende sneden voorkomen. Verder is bij den rechterpols zijn hand bijna afgesneden, terwijl in het binnenste der linkerhand een froote snede is, waarmee de verslagene vermoedelijk in het scheermes heeft gevat.
Aangehoudene v.d. Wildenberg werd Zondag met het lijk geconfronteerd.
De verslagenen was geboortig van Vessem, waar het lijk vermoedelijk Dinsdag zal worden ter aarde besteld.

Tevens zij hierbij vermeld, dat ongeveer twee maanden geleden, toen de penningmeester der boterfabriek vanaf zijne woning naar de fabriek een mandje met geld bracht, een passeerende fietser trachtte dat mandje uit zijne handen te rukken, waarbij echter het mandje stuk werd gerukt, zoodat de inhoud op den grond viel en de fietser er in allerijl vandoor ging. De overbrenging van het geld naar de boterfabriek had in den regel eveneens op vaste tijdstippen plaats.
 

De stationschef van de Meierijsche tram te 's Bosch, de heer F. van der Sommen hoorde Zaterdag-morgen van den conducteur van de tram van half 9 dat te St. Oedenrode een moord was gepleegd en dat volgens de verklaring van den dokter de heer Van Kruijsdijk toen hij gevonden werd reeds vier uur dood moet zijn geweest. Daaruit besloot de heer F. van der Sommen dat de moord tusschen 5 en 6 uur 's avonds moet hebben plaats gehad. Hij heeft toen dadelijk den conducteur opgezocht, die de tram omstreeks dien tijd uit St. Oedenrode gereden had en vroeg hem of hij niets verdachts gezien had. Na eenig nadenken zei de conducteur:"Ja, ik heb twee kerels opgenomen ter hoogte van "Buitenrust". Ze zagen er zeer verdacht uit. De een had een schram over het gezicht en een wonde aan de hand." De conducteur had hem gevraagd: "Ben jij in de strijd geweest ?" waarop hij antwoordde zich bezeerd te hebben bij het afsnijden van een tak.


De heer Van der Sommen heeft den conducteur gezegd, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan de politie, terwijl hij zelf den Burgemeester van St. Oedenrode opbelde. De conducteur is per fiets naar St. Michielsgestel gereden en daar met een auto uit St. Oedenrode opgehaald.


dinsdag 14 juli 2015

Vervolg van mijn schrijven aan achter-achternicht Serafina

Hallo Serafina (mooie en uitzonderlijke naam trouwens),
Ik heb met hulp van een aardige dame werkzaam bij het Brabants Historisch Informatie Centrum (bhic.nl) wat meer gegevens kunnen achterhalen overje vader  AWC van der Sommen. Namelijk een uittreksel uit het geboorteregister. Waaruit blijkt dat hij niet, zoals ik aanvankelijk dacht een zoon is van Francis Marcelus, maar van Cornelis Henricus van der Sommen en Francisca Helena Petronella van Engelen.

Ook blijkt er in het Nationaal Archief een registratiekaart op zijn naam bewaard van zijn verblijf in een jappenkamp.

Van beide documenten stuur ik hierbij een afbeelding.


Uit de kampkaart wordt duidelijk dat Anton getrouwd was met mevr. A. Frederiksz, die toen woonde aan de Drukkerijstraat 4 te Djokjakarta.
En ook dat voor hij hij gemobiliseerd werd van beroep Leeraar was aan de Handelsvakschool Oendaän 40 te Soerabaia, en hij toen  hij gevangen gezet werd door de Japanners de rang had van landstorm sergeant der 2e klasse infanterie van de 2e compagnie IIe bataljon veldstorm Soerabaia.
De data op het document zijn gerekend vanaf het begin van het keizerschap van Hirohito in 1925.
Dus 17-8-15 moet gelezen worden als 1942 - augustus - 15.
Datum gevangenname 10 maart 1942
Datum opname in het kamp 15 augustus 1942
Datum overdracht aan de geällieerde strijdkrachten: 31 oktober 1945

In wikipedia wordt de geschiedenis van de inval van Japan op Java, en de rol van de KNIL als volgt beschreven:

 In verband met deze omstandigheid besloot legercommandant ter Poorten om de hem ter beschikking staande troepen, namelijk vier regimenten infanterie met hulpwapens, zo veel mogelijk te concentreren in West-Java, waar de regeringszetel was gevestigd en waar de voornaamste magazijnen van het leger werden aangetroffen. Ten behoeve van de verdediging van de vlootbasis Soerabaja, gelegen in Oost-Java, diende echter één regiment infanterie te worden achtergelaten. Nadat de voornaamste strijdkrachten van de Koninklijke Marine in de nacht van 27 op 28 februari 1942 in de Javazee roemrijk ten onder was gegaan, had de vijand bij de landing op Java, die op drie ver uit elkaar gelegen plaatsen in de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 werd uitgevoerd, volkomen vrij spel. Een luchtmacht, om deze landingen te bestrijden, was niet meer ter beschikking; deze was ten gevolge van de op Malakka en in de Buitengewesten gevoerde strijd dusdanig verzwakt, dat zij bij de acties op Java geen rol van betekenis meer kon spelen. Haar vaandel werd naderhand met de Militaire Willems-Orde gedecoreerd. De vijand, ter sterkte van ongeveer acht divisies, begon direct na zijn geslaagde landing met zijn opmars, en wist zich van een van de belangrijkste vliegvelden meester te maken. Pogingen van de Nederlanders om dit vliegveld te heroveren mislukten, waardoor feitelijk het lot van West-Java bezegeld was. Ook in Midden-Java en Oost-Java hadden de Nederlanders een echec geleden; de troepen waren ten gevolge van de vele verplaatsingen en het gemis aan behoorlijke nachtrust volkomen uitgeput, zodat op 8 maart 1942 tot capitulatie moest worden besloten. De strijd werd echter op Sumatra, onder leiding van generaal-majoor Overakker, tot 28 maart 1942 voortgezet, waarna ook daar tot de overgave moest worden overgegaan. Deze datum is ook het tijdstip waarop aan het bieden van georganiseerde weerstand een einde kwam; in enkele gebieden in de Archipel, namelijk Noord-Celebes, Timor en Nieuw-Guinea werd de strijd door guerrillatroepen nog voortgezet. De worsteling om het bezit van Nederlands-Indië duurde ongeveer 3 maanden. Van het begin af aan was deze strijd, gelet op de sterkteverhoudingen en vooral met het oog op de Nederlandse zeer zwakke luchtstrijdkrachten, een hopeloze onderneming.

Aan mijn achter-achternicht Serafina de Groot - van der Sommen

Mijn zus Paula ontving onlangs tot haar verrassing het volgende mailtje:

Goede middag Paula,

Via Annelies de Jongh-van der Sommen kreeg ik de foto van jouw oud tante Bertha met de mededeling dat zij ook mijn oud tante is.  Mijn vader Antonius Wilhelmus Cornelis van der Sommen, geboren in 1900 in Eindhoven, was een zoon van de borstelfabrikant in Eindhoven. Hij is op 19 jarige leeftijd vertrokken naar Indonesië omdat in de borstelfabriek geen werk voor hem was omdat hij twee oudere broers had. Tom was de oudste en daarna kwam Wim. Met de dochter van oom Wim heb ik sinds kort contact.

Weet jij of wij inderdaad familie zijn en meer over de familie Van der Sommen? Ik zou het leuk vinden iets van je te horen.

,
Alvast bedankt voor je reactie.
 Lieve groet,
 Sera de Groot - van der Sommen

Paula stuurde het mailtje door naar mij, met het verzoek om te kijken of ik in mijn administratie antwoorden zou kunnen vinden.
Dit is mijn antwoord aan haar:
 
Hallo Serafina
Ik heb met belangstelling je email wisseling met mijn zus Paula gevolgd.

Van tijd tot tijd duik ik, als ik wat tijd vind in de geschiedenis van de "van der Sommens"
Wat ik vind sla ik dat op in het systeem Aldfaer. Ik ben niet alleen geïnteresseerd in de droge stamboomgegevens, maar vooral in hoe het leven van de betrokkenen er uit zag.
Soms vindt je die informatie op hun bidprentje, soms door een stukje in de krant.
Een heleboel historische kranten zijn tegenwoordig digitaal in te zien via
nb.nl
De site van de Nationale Bibliotheek .
Afgelopen winter heb ik zo kranten afgespeurd op de naam "van der Sommen"
Dat leverde bijgaande verzameling op.
Toen ik las dat je vader in Indonesie is geweest moest ik meteen denken aan enkele knipsels uit deze verzameling:
Het Vaderland 30 november 1925 uit de passagierslijst van mailschip Rawi op 28 november 1925 vertrokken van Rotterdam naar Nederlands Indië met aan boord A.W.C. van der Sommen

Bataviaansch Nieuwsblad van 16 juni 1930: Overgeplaatst van de meisjesschool te Cheribon naar de H.I.S. te Tjitjalenka de onderwijzeres der 3e klasse mevr. A. van der Sommen geb. Fredrikz.

De Indische Courant 17 juni 1930:
Overgeplaatst van de meisjesschool te Cheribon naar de H.I.S. te Tjitjalengka de onderwijzeres der 3e klasse mevr. A. van der Sommen geboren Fredrikz.

Soerabaiasch Handelsblad 23 juli 1930:
Geslaagd zijn: te Bandoeng A.C.W. van der Sommen,

De Indische Courant 19 sept 1930:
Geslaagd . .  voor Boekhouden . . . de heer A.W.C. van der Sommen Bandoeng

De Indische Courant 19 augustus 1931
Wegens zevenjarigen dienst negen maanden verlof naar Europa verleend aan mevr. A. van der Sommen geboren Frederikz, onderwijzeres bij de openbare Europeesche 1ste lagere school C. te Bandoeng; met de bepaling, dat ze haar betrekking den 2e September zal neerleggen.

De Indische Courant 2 september 1931
Passagierslijst boot naar Genua, Southampton-Amsterdam.
A. van der Sommen mevr,

Het Vaderland 26 september 1931
Indische Dienst. Verlofgangers: mevr. A.van der Sommen, geb. Fredrikz, onderw. b/h O.W.L.O., Breda

Voor wat onze verwantschap betreft het volgende:
Onze gemeenschappelijke voorouders zijn Franciscus Marcellus van der Sommen(1798 - 1857) en Jacoba van Etten (1805 - 1879)
Jouw tak begint bij zoon Thomas (1824 - ?) van beroep borstelmaker, gehuwd met Johanna Lutters (1829 - 1901)
De onze,  bij Thomas' broer Carolus (1834 - 1891) van beroep borstelmaker, gehuwd met Maria Agnes Smits (1838 - 1907) .

Thomas had drie zonen:
Matheus (1858 - 1908) timmerman en zwarte schaap van de familie.

Franciscus Marcelus (1854 - 1911) borstelmaker gehuwd met Goverdina Maria Andriessen (? - 1909)
 
Cornelis Henricus (1860 - 1925) directeur van de C.H. van der Sommen Borstelfabrieken.
vanaf 1901 secretaris van het Eindhovensch Mannenkoor; 40 jaar lid van het parochiekoor van St. Catharina in Eindhoven.

Franciscus Marcelus trouwde pas op 41 jarige leeftijd met Goverdina. Het huwelijk werd gezegend met een talrijke kinderschaar:
Thomas Karel Cornelis (1896 - 1929) was de oudste zoon, volgde in vaders voetsporen als borstelmaker. Fungeerde na overlijden van moeder in 1909 en vader in 1911 als gezinshoofd voor het overgebleven gezin. Stichtte en dreef een borstelfabriek aan de Prins Hendrikstraat en Demer.
Uit de geboorteakte van Antonius Wilhelmus Cornelis van 16 maart 1900 blijkt dat hij een zoon was van Cornelis Henricus.

Gaan we verder met onze tak.
Carolus was de vader van Franciscus Thomas (1875 - 1932)
Uit zijn tweede huwelijk, met Paulina Bastings werd Carolus Petrus Cornelis (1922 - 1974) geboren. Uit wiens huwelijk met Hubertha Maria Bemmelmans (1920 - ) mijn broers, mijn zusters en ik zijn voortgekomen.
Samengevat:
Thomas en Carolus waren broers
Cornelis Henricus en Franciscus Thomas waren neven
Jouw vader en mijn vader waren achterneven
Dat maakt ons achter-achterneef en -nicht.

Nog even over Bertha van der Sommen van de snoepwinkel op de markt.
Het gaat daarbij om Huberdina Catharina van der Sommen (1872 - 1928), zus van mijn opa Franciscus Thomas en een nicht van je opa.

Ik hoop dat ik je een beetje vooruit geholpen hebt.
Heb je van jouw kant van de familie gegevens, waarmee ik mijn administratie kan aan vullen dan ontvang ik die graag van je!

Met vriendelijke groet,
Frans van der Sommen

maandag 13 juli 2015

Wat weet ik nu helemaal van mijn grootvader ?





 Franciscus Thomas van der Sommen (1875 - 1932)

1. Geboren
Franciscus Thomas (Cis) van der Sommen werd geboren in Eindhoven op 8 mei 1875 als zoon van Carolus van der Sommen, borstelfabrikant te Eindhoven en Maria Agnes Smits.
Zijn ouders waren toen al negen jaar getrouwd en hadden toen al drie dochters:
Wilhelmina Jacoba, Elisabeth Francisca en Huberdina Catharina.

De geboorteakte luidt als volgt:

In het jaar een duizend achthonderd vijf en zeventig, den tienden Mei is voor ons Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Eindhoven, in het huis der gemeente, verschenen: Carolus van der Sommen, oud veertig jaren borstelmaker wonende te Eindhoven, die in tegenwoordigheid van twee getuigen als van Willem Dings, oud drie en zestig jaren tuinman en van Jan Feyen oud veertig jaren koperslager beide wonende binnen deze gemeente, ons heeft verklaard dat Maria Agnes Smits, oud zes en dertig jaren zonder beroep, wonende te Eindhoven, alhier is bevallen van een kind van het mannelijk geslacht, geboren op den achtsten dezes om half tien ure des avonds welk kind zal genaamd worden Franciscus Thomas.

van welke verklaring wij de tegenwoordige akte hebben opgemaakt, die, na de voorlezing is ondertekend door ons, de comparant en de getuigen.

Militaire Dienst

27 juni 1895, toen hij twintig was, tekende Franciscus vrijwillig een zesjarig contract om als soldaat te dienen. Zijn bewijs van ontslag omschrijft hem als 1,67 m lang, aangezicht ovaal, voorhoofd gewoon, oogen blauw, neus gewoon, mond klein, kin rond, haar blons, wenkbrauwen idem, merkbare tekenen: wonden linker onderarm.

Hij diende bij het 4e bataljon 2e Regiment Infanterie.

Staat van Dienst: Den 27 Juni 1895 vrijwillige geëngageerd als Soldaat voor zes jaren met f 60,- premie, Is ingeschreven voor de militie in 1894 voor de lichting van 1895 voor de gemeente Eindhoven/ Noord braband /onderd: 10. Elevenmuziekant mei 1897, Soldaat den 24 Augustus 1899.
Den 26 juni 1901 met paspoort wegens dienstbeëindiging. Het bewijs goed gedrag afgegeven.
Te 's-Hertogenbosch den 26 Juni 1901. De Majoor.

Werk
Van wat Franciscus Thomas in het dagelijks leven uitvoerde is weinig bekend.
Uit de gegevens van de volkstelling van 1921 blijkt zijn beroep: Kraambouwer en Winkelier.
Mijn vader heeft me weleens verteld dat hij ook muzikant was en meespeelde bij harmonie Phileuthonia. Maar welk instrument hij bespeelde weet ik niet. 


Eerste Huwelijk

Franciscus Thomas trouwde op 24 augustus 1905 op dertig jarige leeftijd in Eindhoven met Theresia van den Boomen.
Getuigen bij de huwelijkssluiting waren:
Petrus Adrianus Roos, oud zes en dertig jaren koopman wonende te Eindhoven zwager van de echtgenoot,
Johannes Theodorus de Kok oud vijf en twintig jaren kleermaker wonende te Woensel zwager van de echtgenoot (getrouwd met zus Catharina Arnolda)
Johannes Cornelis Dingen oud drie en dertig jaren wonende te Woensel zwager van de echtgenoot (getrouwd met zus Elisabeth Francisca) en
Hendrikus van der Beek oud drie en dertig jaren agent van politie wonende te Eindhoven.

Theresia was toen zeven en dertig jaar oud, en bijna twee jaar weduwe van de op 2 juli 1903 overleden Gerardus Rovers. Gerard was toen slechts vijf en dertig jaar oud, en liet Theresia achter met vier kleine kinderen.
Zo heeft de vrijgezelle Cis van der Sommen vanaf zijn de trouwdag ineens een gezin met vrouw en vier kinderen. Maria 9 jaar, Elisabeth 7 jaar, Christina 4 jaar en Arnoldus 3 jaar.

Ze kregen samen nog twee kinderen, Philomena Maria en Philomena Huberdina, waarvan Philomena Maria iets meer dan een jaar werd, en Philomena Huberdina slechts 8 maanden leefde.
Trees sterft op 26 maart 1920 en Cis blijft achter met de vier stiefkinderen.
Bij de volkstelling van 1921 bestaat het gezin dat op adres Groote berg 49 woont, behalve uit vader Franciscus Thomas, te bestaan uit Maria Dimphina 27 jaar fabrieksarbeidster, Elisabeth Dimphina 23 jaar dienstbode (Later verhuisd naar Julianastraat 16 en nog later naar Hoefkesstraat 40 in Eindhoven), Christina Henrica 20 jaarfabrieksarbeidster Philips Proeffabriek (verhuisd naar Bosboomstraat 11, later Palingstraat 30), Arnoldus Jacobus 19 jaar Kelner en Marktkramer.

Tweede Huwelijk

Op 12 oktober 1921 trouwt Franciscus Thomas, die dan 46 jaar oud is in Tilburg met Paulina Petronella Bastings, 31 jaar oud.
Ze was de jongste dochter van Charles Bastings, die als jongeman als Zouaaf vocht in Italie om de Paus te helpen zich te verdedigen tegen de troepen van Garibaldi.


Charel Bastings in zijn Zouaven uniform

De familie Bastings. Op de achterste rij met knot Paulina

Getuigen van de huwelijkssluiting waren Johannes Cornelis Heerkens, oud vijftig jaren, bankwerker, wonende alhier, zwager der echtgenoote,
Petrus Paschalis Paschasius Bastings, oud vier en veertig jaren, voerman, wonende te Eindhoven, broeder der echtgenoote.


17 september 1922 werd hen een zoontje geboren: Carolus Petrus Cornelis


Op 1e kerstdag 25 december 1932 stierf mijn grootvader, 57 jaar oud.