dinsdag 11 augustus 2015

Jan van der Sommen sneuvelt 10 mei 1940

Johannes Marinus Joseph van der Sommen werd op 7 maart 1919 te Helmond geboren, als zoon van Cornelis Wilhelmus Maria van der Sommen en Anna Maria Verdonschot.



Deze herinneringszuil staat op de Militaire Erehof op de gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag. Op de zuil de namen van de slachtoffers van het bombardement van de Duitsers op de Alexanderkazerne, 'smorgens 4:00u van de dag dat de Duitsers ons land binnen vielen.
Jan was op dat moment 21 jaar en als dienstplichtig soldaat ingedeeld als huzaar bij het Paardendepot van het depot Cavalerie. Bij die gelegenheid kwamen zo'n 60 korporaals en manschappen en meer dan 100 paarden om.
In zo'n beetje alle landelijke en regionale kranten werd hierover bericht, maar werden de verliezen behoorlijk gebagatelliseerd:





In het blad van de VOC (Vereniging van Officieren Cavalerie) jaargang 71 (2010) nr 2vind ik een artikel over deze gebeurtenis van de hand van de heer Drs. J.A. Bom, medewerker van het Cavalerie Museum: Het depot Cavalerie in mobilisatie- en oorlogstijd (1939 - 1940).
Daaraan ontleen ik de volgende passage:

De oorlogsdagen
In de vroege morgen van 10 mei 1940 werd de Duitse aan- val op Nederland ingezet. Onder meer werd omstreeks 04.00 uur de Alexanderkazerne te Den Haag door een Duitse vliegtuig gebombardeerd. Daarbij werd het stalcomplex op deze kazerne door enige bommen getroffen. Enkele korpo- raals en meer dan 60 huzaren werden direct gedood of zo zwaar verwond dat zij later overleden. Voorts vielen vele tientallen niet-dodelijk gewonden. Overlevenden zochten in  paniek een veilig heenkomen. In de getroffen stallen wer- den meer dan 100 paarden gedood of later ernstig gewond afgemaakt. Meteen na het bombardement waren paarden- oppassers naar de stallen gesneld om zo veel mogelijk paarden te bevrijden. Het gevolg was wel dat diverse paar- den in paniek over het kazerneterrein renden en een aantal via de hoofdingang probeerde te ontsnappen.
Bij het bombardement hadden het hoofdgebouw en de twee legeringsgebouwen geen treffers opgelopen. Onder het aldaar gelegerde personeel, dat door de explosie van bommen ruw was ontwaakt, ontstond echter flinke verwar- ring. Veelal nog nachtkleding, zochten velen een goed heen- komen via de brug over de spoorlijn Rotterdam- Scheveningen naar het springterrein en het omliggende duingebied. Ondanks alle tumult trof een aantal officieren onmiddellijk maatregelen om de situatie in de hand te krij- gen en de gewonden te laten overbrengen naar het vlakbij gelegen ziekenhuis Bronovo. Nadat de rust was hersteld en het personeel weer op de kazerne verzameld, had de depot- commandant ongeveer 600 man tot zijn beschikking. In de verdere loop van de morgen werden daardoor samen met enige compagnieën en secties van andere eenheden een lijn bezet van Wassenaar-Zuid via Waalsdorp en het Scheveningse pompstation naar het strand. Van hieruit wer- den in het voorterrein verkenningen verricht. Tot en met 14 mei is deze situatie min of meer zo gebleven.
Onder de reservisten van de 2e en 3e Afdeling Depot Cavalerie, die bij het detachement bewakingstroepen waren ingedeeld, waren vooral veel slachtoffers gevallen. Zij waren immers op hooizolders van het getroffen stallencom- plex gelegerd. Voorts waren hun wapens en uitrusting onder het puin bedolven. Het zou dan ook de nodige tijd duren voordat onderdelen van het detachement bewakings- troepen successievelijk in gereedheid konden worden gebracht en konden uitrukken. Gedurende de meidagen werden deze onderdelen hoofdzakelijk ingezet voor bewa- kingstaken in Den Haag en omgeving.

zondag 9 augustus 2015

3e vervolg en voorlopig slot van de familiegeschiedenis van Serafina

In januari 1942 valt het Japanse leger het eiland Tarakan, voor de kust van Borneo binnen. Al snel hierna vinden de eerste gevechten op zee plaats. Het Koninklijke Indische Leger (de KNIL) capituleert op 9 maart 1942. Een deel van de overwonnen Europeanen wordt van de Aziatische bevolking geïsoleerd en in krijgsgevangenen- of burgerkampen gevangen genomen.
Pas in augustus 1945 wordt Nederlands-Indië bevrijd. Nog in diezelfde maand roept Indonesië echter de onafhankelijkheid uit. Na de daarop volgende gewelddadige Bersiap-periode slaan Nederlandse troepen hard terug in 'politionele acties'. Onder internationale druk trekken de Nederlandse troepen zich terug. Veel inwoners van Nederlands-Indië trekken naar Nederland.

Ook Anton van der Sommen was onder de wapenen geroepen en maakte deel uit van de KNIL, toen die zich op 9 maart 1942 overgaf aan de Japanners.
Op het moment van mobilisatie was hij leraar aan de Handelsvakschool Oendaän 40 te Soerabaia
Hij had de rang van  landstorm sergeant der 2e klasse infanterie van de 2e compagnie IIe bataljon veldstorm Soerabaia.

Hij werd 10 maart gevangen genomen en op 15 augustus 1942 vast gezet in het krijgsgevangenenkamp  Java III in Soerabaja.

Hierboven een plattegrond van Soerabaja met de locaties van de verschillende kampen.
De betekenis van de letters is als volgt:
A. JCJL-kamp                                                       I. CBZ
E. Werfstraat-Gevangenis                                     J. Broederschool
F. Boeboetan-Gevangenis                                     K. Darmowijk
G. Jaarmarkt-kamp                                               O. Darmo-kampement (Ondaatje-kamp)
H. HBS-kamp

Bron: Atlas Japanse Kampen, deel i, 2000, pg. 166

15 augustus 1945 werd hij overgedragen aan de geállieerde strijdkrachten.
Wat daarna gebeurde, is wat Serafina me vertelde, en wat haar, uit verhalen van familieleden langzamerhand is duidelijk geworden:
Anton hielp mee de verschillende vrouwenkampen te bevrijden.
Daarbij liep hij bij toeval een kennisje tegen het lijf, wier kind hem enthousiast als vader begroette. De vrouw in kwestie, Louise de Groot, was 18 jaar jonger dan Anton.
Ze woonde als kind in het straatje tegenover hun huis, en was enige tijd paste zo nu en dan op Ernst.
In de tussen tijd was ze getrouwd met Jacob Romeijn, had een kind gekregen, Jaap, en was ze weduwe geworden.
Haar man overleed namelijk 1 februari 1945 als Prisoner of War in de Bilibid gevangenis in Manilla op de Filipijnen, enkele dagen voordat deze gevangenis door de geallieerden werd bevrijd.
Hij was korporaal infanterie bij de KNIL
Hij ligt begraven op de erebegraafplaats Menteng Pulo rij VIII  nr 9.


Meer over de Bilibid-gevangenis.in Manilla via deze link:
http://genealogievandersommen.blogspot.nl/p/blog-page.html

Louise had in september 1944 ook al haar vader verloren.
Hendrikus de Groot was toen hij krijgsgevangen werd genomen Adjudant o.o. administratieve troepen bij de KNIL.


Op 18 september 1944 was hij, 54 jaar oud, een van de meer dan 5600 opvarenden, krijgsgevangenen en werkslaven, van het Japanse vrachtschip de Junyo Maru, die voor de kust van Sumatra verdronken, nadat het schip door de Engelse onderzeeër Fairwind werd getorpedeerd.
Meer via de volgende link:
http://genealogievandersommen.blogspot.nl/p/blog-page_11.html

Louise droeg nu de naam Romeijn-de Groot.
De ontmoeting leidde tot een innige relatie. Louise zette Anton voor het blok om zijn vrouw Agnes mee te delen, dat hij haar en zijn zoon in de steek ging laten, en dat hij zijn leven verder wilde delen met Louise.
Kennelijk stemde Agnes pas na jaren in met een formele scheiding. Zeker in die tijd voor een katholiek echtpaar een beschamende toestand, waarvoor  lastige en moeizame procedure doorlopen moest worden. Niet alleen via de burgerlijke maar ook via de kerkelijke bureaucratie. Vooruit lopend op het uitspreken van de scheiding leefden Anton en Louise als man en vrouw. En dus, volgens de normen van die tijd, in zonde.  Terwijl ze beiden katholiek waren, werd hen de ontvangst van de sacramenten ontzegd. Bij de katholieke eredienst werden ze gedoogd, maar moesten ze zich achter in de kerk ophouden. Ook bij Anton's familie waren ze niet meer welkom.

Het gezin vestigde zich te Semarang, waar Anton leraar werd aan de plaatselijke HBS.
Op 22 jun 1947 werd hun eerste kind geboren te Semarang: dochter Serafina Christofora.
Op 16 juli 1951 volgde het tweede kind, ook geboren in Semarang: zoon Erik Cornelis.


Hier een foto waarschijnlijk genomen in 1948 met Jaap (Jacob Hendrikus  genoemd naar zijn overleden vader Jacobus Henricus) Romeijn, vader Anton, Serafina en moeder Louise.


En deze foto werd gemaakt in 1952 van Jaap, moeder Louise, Serafina en Erik.



Ik laat nu Serafina zelf aan het woord, die me schreef:

 Mijn vader is later leraar aan de HBS in Semarang geworden tot wij in juli 1957 als een dief in de nacht Semarang hebben verlaten om met de trein naar Tandjong Prijok te gaan om daar op de Willem Ruys te stappen en naar Nederland te vertrekken.
Wij, mijn ouders Erik en ik, zaten op de Willem Ruys van 11 juli tot 2 augustus 1957. Aangekomen in Rotterdam stond een bus klaar die ons naar Amsterdam bracht waar de zus (Juliana van mijn moeder) en haar man ons begroetten. Daarna ging de bus door naar ons opvangcentrum (pension), een oubollig hotel aan de Berg en Dalse weg in Groesbeek. Mijn moeder, Erik en ik hadden samen een kamer. Mijn vader mocht 's nachts niet bij ons zijn omdat mijn ouders niet getrouwd waren.
Iedere zondag kregen we: platgekookte spruitjes, een gepaneerde speklap en waterige aardappels met jus uit de "gaarkeuken". Ondertussen klonk de stem van G.B.J. Hilterman met de "Toestand in de Wereld". En voor mij zijn vanaf toen de geur van spruitjes en de stem van Hilterman voor altijd met elkaar verweven.

2e vervolg op de levensgeschiedenis van Serafina

Van hoe het Anton van der Sommen verging na zijn aankomst in in januari 1926 in Nederlandsch Indië zijn slechts flarden duidelijk geworden.
Volgens zijn zoon Ernst, vond hij aanvankelijk werk bij Kolff drukkerij en later bij de Staats Spoorweken. Volgens hem werd hij daarna werkloos.
Hij volgde in die tijd een opleiding boekhouden, die hij met goed gevolg afrondde, volgens dit bericht in het Soerabaiasch Handelsblad van 23 juli 1930:

Ergens in de periode 1926 - 1930 leerde Anton mejuffrouw A. Fredriksz kennen en trouwde met haar.
Mej. Fredrksz was onderwijzeres en werd volgens het volgende knipsel uit de Indische Courant van 17 juni 1930 van de meisjesschool te Cheribon naar de H,I,S. te Tsjitjalengka onder de naam A. van der Sommen, geboren Fredriksz.

Uit het volgende knipsel uit de Indische Courant van 19 augustus 1931 blijkt dat aan haar 9 maanden verlof werd verleend als onderwijzeres aan de openbare Europesche 1ste lagere school.

 Uit het knipsel van de Indische Courant 2 september 1931 blijkt dat ze op de passagierslijst staat voor de boot naar Genua, Southhampton en Amsterdam.
En uit een knipsel uit Het Vaderland van 26 september van dat jaar dat ze, als verlofganger als onderwijzeres bij het O.W.L.O Breda als bestemming had. Breda was intussen de plaats waar haar schoonmoeder Ciska van der Sommen - van Engelen was gaan wonen.
in Nederland geboren
Mevr. A. van der Sommen reisde naar Nederland omdat ze zwanger was van haar eerste kind, en het veiliger vond om die in Europa geboren te laten worden.
Ze reisde alleen omdat er onvoldoende geld was voor twee gelijktijdige overtochten.
Ze werd op 3 november 1931 ingeschreven in het alleenstaandenregister van Breda.
Hierdoor kennen we haar voornaam, Agnes en haar geboortedatum 26 januari 1904 en geboorteplaats Majong. Ook vinden we daar de verblijfplaats waar ze geboorte van haar zoon afwacht: Baronielaan 264. Volgens de notitie in het alleenstaandenregister verblijft daar ook haar schoonzus Corrie (Cornelia Maria Josephina).

Uit dit uittreksel van de adressenlijst van Breda van januari 1932 blijkt dat Anton al op dat adres is ingeschreven, naast zijn moeder, de weduwe van C. A! van der Sommen.

Zoon Ernst wordt in 1932 geboren. Ergens moet dat officieel zijn vastgelegd, maar ik heb er nog geen spoor van kunnen vinden.
In 1932 wordt Agnes weer terugverwacht om haar functie als onderwijzeres weer op te pakken

 En inderdaad vinden we het jonge gezin met kind terug op de passagierslijst van het moterschip  Decopo dat op 25 mei van Rotterdam naar Batavia vertrekt.


Uit de periode tot aan de tweede wereldoorlog resten nog enkele losse flarden:
Deze bekendmaking van het nieuwe bestuur van de Katholiek Sociale Bond in 1935, waaruit blijkt dat hij tot secretaris van deze bond is benoemd.


 Dit verhuisberich, waarin gemeld wordt dat A.W.C. van der Sommen zich vestigt aan de Kembodjastraat 12:


En tenslotte deze nostalgische familiefoto, waarop we van links naar rechts, naast een mij onbekende vrouw, zoon Ernst, vader Anton en moeder Agnes onderscheiden.
Als ik de leeftijd van Ernst op een jaar of acht schatten, dan is deze foto omstreeks 1940 zijn genomen.  

zaterdag 1 augustus 2015

Vervolg familiegeschiedenis Serafina


Laten we verder gaan met het verhaal van de derde broer, de vader van Serafina: Antonius Wilhelmus Cornelis, kortweg Anton.
Zoals eerder gemeld, werd hij 16 maart 1900 in Eindhoven geboren.
Hij woonde bij zijn ouders aan de Tramstraat 24 totdat hij op 6 september 1915 naar Weert vertrok.
Hij ws door zijn ouders, net zoals zijn broers eerder, naar een jongensinternaat gestuurd.
Waarschijnlijk het Bisschoppelijk College.

Op Wikipedia is het volgende te vinden over deze school:
Het Bisschoppelijk College werd op 17 augustus 1648 onder de naam Haga Mariana ofwel Mariënhage gesticht als Latijnse School door Joannes Boutman prior van het klooster met diezelfde naam. Dit klooster werd eerder, op 18 april 1419, gesticht ten noorden van de stad Eindhoven in het dorp Woensel op de plaats Hage, gelegen aan de Dommel bij het landgoed Ravensdonk. In 1581 werd het klooster tijdens het beleg van Eindhoven door de Staatsen in de as gelegd. Na omzwervingen, door de instabiele situatie, die op haar beurt weer het gevolg was van de aanhoudende strijd tussen Spanje en de Verenigde Provinciën, belandden de Reguliere Kanunniken anno 1638 in Weert.
In 1794 bezetten de Fransen Weert en aldus kregen de kanunniken op 20 maart 1797 de letterlijke bons en werden uit hun school gejaagd. Nadat in 1814 Limburg aan Koning Willem I werd gegeven, werd de school in 1815 heropend. In de tussenliggende jaren werd onderwijs gegeven in een particulier huis aan de Langstraat te Weert. Vanaf 1815 werden onder andere door het gouvernement Limburg inspecteurs ingezet om de kwaliteit van het verstrekte onderwijs te toetsen. De Latijnse Scholen kwamen hierbij ook aan bod. De minister van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat besloot aldus in 1824 de Latijnse School in Weert op te heffen. De stad kreeg het echter gedaan een voorstel tot uitstel van opheffing door het departement goedgekeurd te krijgen. In 1826 werd de school omgevormd en "een kollegie opgerigt op den voet der vastgestelde verordeningen". Hiertoe werden een schoolruimte, gelegen aan de Langstraat, en subsidies beschikbaar gesteld door de stad.
In 1831 verhuisde de school van de Langstraat terug naar de Molenstraat. In 1846 overwoog de gemeenteraad om opnieuw een kostschool aan te stellen om zo de bloei van het college te bevorderen. Dit werd gedaan door van de oude paardenstallen studiezalen te maken, terwijl de betreffende bovenverdieping tot slaapzaal zou dienen. Hoewel de school en zijn gebouwen in 1831 waren overgedragen aan de bisschop van Luik, was de status van de gebouwen ongewis toen Weert weer tot de Nederlanden kwam te behoren in 1839. Zodoende probeerde de gemeente in 1843 de schoolgebouwen te kopen van de Nederlandse staat. Dit mislukte en de status quo bleef onveranderd waarbij de schoolgebouwen door de staat aan de gemeente in bruikleen waren. Deze situatie duurde tot 1862 toen een dergelijk voorstel wel werd gehonoreerd. In 1869 werd bovendien besloten tot uitbreiding van de school door het bouwen van een hoofdgebouw met poort aan de Molenstraat. In 1902 droeg de gemeente het eigendom van de schoolgebouwen over aan de Vereniging Bisschoppelijke College Sint Joseph en bovendien stelde zij toen geld beschikbaar ter verbetering van de bestaande gebouwen en voor het bouwen van een nieuw gebouw gelegen aan de Molenstraat, parallel aan het hoofdgebouw. In het begin van 1903 plaatste de rector H.J.H. Wouters de eerste steen. Na de ingebruikname van het nieuwe gebouw werd het oude gebouw gebruikt voor de klassikale lessen, in het nieuwe gebouw bevonden zich voortaan de studiezaal, de recreatiezaal, de refter en de slaapzaal. Tussen beide gebouwen lag een speelplaats. In 1915 werd een kapel gebouwd, ontworpen door architect Henri Seelen, welke werd ingewijd op 15 februari 1916 door mgr. Schrijnen. In 1932 werd een vleugel toegevoegd aan de westzijde, bestemd voor aula, kamers voor de leraren en slaapzaal. In 1937 werden 2 hectare grond aangekocht van het kerkbestuur, gelegen tussen de Louis Regoutstraat en de Coenraad Abelsstraat, welke in 1938 als sportveld in gebruik genomen werd. In 1947 werd na de oprichting van de hbs aan het college, het hbs-noodgebouw opgeleverd. Dit gebouw was gelegen tussen de zuidelijke vleugel en de Van Berlostraat en bood plaats aan 9 leslokalen, een gymzaal en een studiezaal.

Op 25 juli 1918 kwan Anton weer terug in het ouderlijk huis.
Volgens het Eindhovense bevolkingsregister vertrok hij 8 juli 1920 naar Rotterdam.
Wat hij daar deed is vooralsnog onduidelijk, wellicht een vervolgopleiding.
In ieder geval treffen we hem in 1925 weer thuis, getuige een aantal opnamen van hem uit die tijd.

Hier staat hij rechts achter met zus Corry links voor.

Anton achter de piano in het ouderlijk huis. Daarnaast een foto gemaakt op de kermis van 's Hertogenbosch 1925, traditioneel de laatste week van augustus. Vlak na het overlijden van vader Cor op 18 augustus van dat jaar.


En deze opname van Anton is volgens het opschrift van november 1925 kort voordat hij 28 november met mailschip Rowi  van Rotterdam vertrok naar Nederlands Indië, zoals blijkt uit dit knipsel uit Het Vaderland van 30 november 1925

donderdag 30 juli 2015

De geschiedenis van Serafina (van der Sommen -) de Groot

Serafina(Sera op doordeweekse dagen) is een pronte zelfbewuste vrouw van achtenzestig jaar, als ik haar ontmoet in haar mooie ruime huis in een stille wijk in Bilthoven.
Als ze me haar lichte en gezellig ingerichte huiskamer binnen leidt, kijken een overdaad aan Christus- en engelenbeelden vanaf hun hoge posities op de verschillende kasten op ons neer.
Later blijkt ook haar toilet, behangen met rozenkransen en wijwatervaatjes meer op een kapelletje, waar men zich terugtrekt om over het leven en de wereld na te denken.



Even moest ik toch denken aan mijn oma van vaders kant, Paulina Bastings, die ook een menigte van dergelijke beelden in huis had gehaald, en de laatste jaren van haar leven in een Rijks Psychiatrische Inrichting heeft doorgebracht. Naar verluidt ten gevolge van godsdienstwaan.
Maar als ik met Sera aan de praat raak, blijkt ze een nuchtere vrouw, die wel hartstochtelijk op zoek is naar de geschiedenis van haar familie.
Haar eigen ouders waren, zoals zal blijken om begrijpelijke redenen, zeer zwijgzaam over het verleden. Zelf beschikt ze over een bescheiden verzameling van brieven en foto's. En pas sinds kort heeft ze contact met nicht Elly van der Sommen en door een toevallige ontmoeting met ene Annelies de Jongh van der Sommen, ook een speurster in de familiehistorie, van wie ze nu regelmatig wat gegevens en foto's krijgt toegestuurd.

Annelies maakte haar ook opmerkzaam op de foto, die op internet te vinden is, van Bertha van der Sommen, een tante van mijn vader, in haar legendarische snoepwinkel op de markt in Eindhoven.
Bij die foto vond Sera het e-mail adres van mijn zus Paula. En omdat ze wist dat ik, door mijn stamboomonderzoek, over flink wat gegeven beschikte over de familie van der Sommen, stuurde Paula op haar beurt de vragen van Sera over haar relatie tot deze Bertha van der Sommen door naar mij.

Na wat speuren in mijn verzamelde gegevens kon ik Sera verblijden met voor haar nieuwe en verrassende informatie over haar vader.
Nieuwsgierig geworden naar mogelijke verdere informatie, die ik over haar familie in mijn bezit kon hebben, nodigde ze me uit voor een bezoek aan haar woonst, met de belofte dat ze me zou helpen met gegevens en foto's van haar kant mijn administratie compleet te maken.
In het navolgende zal ik proberen alle stukjes informatie, die we zo verzameld hebben, te verbinden tot een samenhangend verhaal. Het levensverhaal van Serafina.

Laten we het verhaal beginnen bij Cor van der Sommen, de opa van Sera.
(Cornelis Henricus van der Sommen geboren te Eindhoven 27 febr 1860 en overleden 18-aug -1925)


Cor huwde op 26 augustus 1895 in Breda met Ciska (Francisca Helena Petronella) van Engelen.
Uit dat huwelijk werden drie zonen en drie dochters geboren:
Johanna 1896, Thomas 1897, Wilhelmus 1899, Antonius 1900, Elisabeth 1902 en Cornelia 1907.


Op deze foto van het gezin van Cor van der Sommen
Staand van links naar rechts Elisabeth, Anton, Johanna,Thom en Wim.
Zittend vader Cor, Corry en Moeder Ciska van Engelen

Cor was directeur van de N.V. C.H. van der Sommen Borstelfabrieken aan de Demer 15 te Eindhoven.

Uit de gegevens van het bevolkingsregister van Eindhoven valt op dat de eerste vier kinderen als tiener voor een aantal jaren het huis uit gingen.
Johanna vertrok op 14 september 1909 op 13 jarige leeftijd naar Hoge en Lage Zwaluwe en keerde op 24 april 1912 weer naar het ouderlijke huis terug, om op 20 februari 1919 op 23 jarige leeftijd naar den Bosch te vertrekken.
Thom vertrok 10 september 1910, 12 jaar oud, naar Weert, waarschijnlijk om onderwijs te volgen aan het Bisschoppelijk College aldaar. Hij keert 5 september 1913 weer naar Eindhoven terug.
Broer Wim gaat op 9 september 1912, 13 jaar oud, naar Weert en keert 16 september 1914 terug.
Anton tenslotte vertrekt op 6 september 1915, 15 jaar oud, naar Weert en keert 25 juni 1918 weer terug, maar vertrekt 8 juni 1920 naar Rotterdam.

Cor was 40 jaar lid en 25 jaar secretaris van het zangkoor van de Sint Catharinakerk.


Deze foto werd genomen achter het magazijn van de borstelfabriek Demer 15 bij het zilveren feest van Cor van der Sommen april 1925 als secretaris van het zangkoor van Sint Catharina te Eindhoven. Cor zit in het midden.
Cor overleed op 18 augustus 1925 in Eindhoven.


Thomas volgde Cor waarschijnlijk op als directeur van de borstelfabriek.
Hij trouwde 8 oktober 1926 met Hendrina van Beek
Hij overleed in Utrecht. 7 december 1933, 11 uur in de morgen. Het overlijden werd aangegeven door Wilhelmus Hendrikus Broekman, 48 jaar, bediende en Gerard Hemkert, 36 jaar, bode.
Hij had geen kinderen.

Wim trouwde 13 september 1929 in Bussum met Clara van Praag.
Omdat Clara een jodin was, was de familie niet blij met dit huwelijk.
Ze kregen als kinderen Anneke en Elly (1931 - ).

Clara met dochter Elly
Wim had zich als fotograaf gevestigd in Bussum aan de Brinklaan 64 en later in 1932 Hilversum.

De Gooi en Eemlander 30-10-1929
Wim sterft 4 januari 1974 in Zandvoort.


woensdag 15 juli 2015

Vervolg van het verslag van de roofmoord te St. Oedenrode

Natuurlijk bent u lezer nieuwsgierig naar het verdere verloop van deze gruwelijke geschiedenis.
Hoewel de heer F. van der Sommen geen rol van enige betekenis speelt in de rest van de geschiedenis, neem ik toch de moeite om ook de rest van het verhaal uit deze oude krant over te typen:

Een zeer bezwarende getuigenis voor Van den Wildenberg is het volgende:
Hij zou 's middags om 2 uur of half 3 gezien zijn in een weiland bij Schijndel-spoor in gezelschap van personen, wier signalement met dat der twee personen uit de tram overeenkomt. Van den Wildenberg is daar op den trein naar Eindhoven gestapt. Waar hij omstreeks 4 uur is aangekomen. Onmiddelijk heeft hij toen de tram van 5 uur genomen, die over St. Oedenrode naar Den Bosch rijdt.
Het vermoeden is nu, dat Van den Wildenberg met beide individuen een afspraak heeft gemaakt en hun de noodige aanwijzingen heeft gegeven voor den diefstal in de fabriek. Dat hij daarna een reisje naar Eindhoven heeft gemaakt om vandaar naar den Bosch terug te keren en daar met de dieven de buit te deelen.
Men deelde aan het blad mede. -- maar dat had nog geen bevestiging ontvangen -- dat Van den Wildenberg, in wiens bezit een bedrag van f2000 moet gevonden zijn, bekend heeft, en dat hij als een der daders een Amsterdamsch diamantslijper heeft aangewezen, wiens naam hem echter onbekend is. Wij deelen dit echter onder voorbehoud mede.
Ook werd ons medegedeeld, dat v.d.W. voor het onderzoek naar Amsterdam zou worden overgebracht.

In het "E.D." lezen we daarover:
De familie Dies uit St. Oedenrode was Vrijdag tusschen vijf en zes uur op wandeling in de buurt van de boterfabriek "St. Oda", toen ze in den omtrek daarvan twee er zeer verdacht uitziende individuen zagen ronddolen. Deze gingen het terrein der fabriek op.
Een hunner was licht gekleed, groot van gestalte, de ander, wat kleiner, droeg een donkere overjas. De een liep om het fabrieksgebouw, de ander klopte aan de deur. De directeur, de heer Kruijsdijk, kwam opendoen en de twee onbekenden slopen haastig naar binnen.

Nog vernamen wij het volgende zonderlinge voorval:
Vrijdag-middag omstreeks 12 uur of half een kwam een persoon in den scheersalon van den heer Joh. Schneider, Hinthamerstraat te 's Bosch om zich te laten scheren. Zijn kleeding geleek op die van een Hollandsch geestelijke, maar hij zag er maar sjoveltjes uit. Toen hij geschoren was, vroeg hij den bediende of hij hem ook een kruinschering wilde maken, zoo groot als een gulden. Toen de bediende vroeg of hij die scheren zou, antwoordde hij: "Neen, knip 't maar 'n beetje, want 't is maar voor een dag." -- een opmerking die den bediende natuurlijk deed denken: "Wat een vreemde sinjeur!"
Toen de bezoeker heenging, sprong hij op een herenfiets -- geestelijken gebruiken altijd damesfietsen -- 'n oud boerenkarretje met een rood vilten zadeltje. Op het stuur was een pak geborgen, waaruit kleeren te voorschijn kwamen en waarvan de bediende een militaire broek meende te herkennen. De man reed vlug weg in de richting van de Markt.
Of dit in eenigerlei verband staat met de misdaad weten wij natuurlijk niet, doch het feit is aan de politie meegedeeld.

Op telefonisch verzoek van het parket 's Hertogenbosch werd gisteren in zijn woning aan de Nieuwe Amstelstraat te Amsterdam gearresteerd zekere Isaäc Brilleslijper, verdacht eenige dagen geleden den moord gepleegd te hebben op den heer Kruisdijk, directeur der St. Oda-fabriek te St. Oedenrode. Welke beweegredenen de Bossche justitie daarvoor had, is niet bekend.
De centrale recherche voldeed aan 't verzoek en zoo werd Brilleslijper ingerekend.\Hij gaf voor, niets van den moord af te weten.
Naast het lijk had men een gebroken scheermes gevonden. En nu wilde het toeval, dat de verdachte een groote snede dwars over de wang had. Op de vraag, wie hem de verwonding had toegebracht, antwoordde hij, dat dit door zijn barbier was gebeurd.
De heer Van Ledden Hulsebosch, die gewaarschuuwd werd en het scheermes in zijn bezit had, liet een politieman komen. Nu naderde een spannend ogenblik. Een dertigtal petten en hoeden werden op een rij gelegd, waarna den politiehond "Albert" lucht werd gegeven aan het scheermes. Nauwelijks had het beest aan het voorwerp geroken of het snelde op de hoofddeksels af en hapte zonder aarzelen in Brilleslijper 's pet. Hetzelfde experiment werd toegepast op een tweede pet van Brilleslijper, met hetzelfde sensationele resultaat.

Er zijn aanwijzingen, dat de verdachte inderdaad met eenige kennissen op stap is geweest in St. Oedenrode.
Het verdere onderzoek wordt te Amsterdam niet geleid, daar de Amsterdamsche recherche slechts op verzoek tot arrestatie overging. Heden is de vermoedelijke dader naar 's Hertogenbosch vervoerd. Er is een fotografische opname van zijn verwonding genomen, terwijl dr. Schoo zal vaststellen, of de snede een gevolg is van scheren of van een haal met een scheermes.

Roofmoord te St. Oedenrode 1919, bijrol voor F. van der Sommen

De Nieuwe Tilburgsche Courant van 29 april 1919 bericht het volgende onder de kop

Provinciale Berichten.

De roofmoord te St. Oedenrode

 Men meldt nader uit St. Oedenrode aan de 's Bossche Crt.
Omtrent den vreeselijken moord alhier gepleegd Vrijdag j.l. op den heer H.C. Kruijsdijk, Directeur der Stoomroomboterfabriek "St. Oda", alhier, kunnen wij thans de navolgende bijzonderheden berichten:
De heer v.K. was gewoon des namiddags ongeveer zes uur in zijn kosthuis een kop thee te gaan gebruiken. Om 9 uur des 's avonds was hij er echter nog niet geweest, en toen werd de kostjuffrouw ongerust. Zij zond iemand (den slager Beljouw, die ook bij haar inwoont) uit om te gaan kijken en deze persoon vervoegde zich bij een arbeider van genoemde fabriek. Te zamen gingen zij met nog een anderen arbeider naar de fabriek en vonden aldaar de voordeur geopend.
Zij liepen door naar het kantoor en zagen tot hunne verwondering dat de brandkast open stond.
Alvorens verder te kijken besloten zij onmiddellijk de gemeentepolitie te waarschuwen.
Veldwachter Rellings en Rijksveldwachter Vossen waren direct ter plaatse, waarna het onderzoek begon. De arbeiders der fabriek merkten op, dat het rijwiel van den Directeur niet op de gewone plaats stond, doch in het achterlokaal tegen de grond was gesmeten.
Een der rijwielbanden was met bloed besmet. Direct daarna viel het hun op, dat op verschillende plaatsen bloedvlekken lagen in de richting van het kantoor.
Vervolgens vonden zij een bebloede handdoek, waaraan vermoedelijk de moordenaars hunne handen hadden afgedroogd.
De richting naar het kantoor volgende, zagen zij aldaar de brandkast geopend. Op de tafel lag de pijp van de Directeur met een bebloed scheermes, met een stuk heft eraan. Verschillende papieren zaten vol bloed, terwijl de brandkast op verschillende plaatsen met bloed was bedekt. Direct begon men als nu behalve aan diefstal aan iets vreselijks te denken. Van het kantoor ging men naar de badkamer, waar aan den ingang een groote plas bloed lag met het scheermesetui, benevens een overjasknoop en twee manchetknoopen.
In de badkamer gekomen zagen zij de Directeur in een hoek in een kromme houding voorover liggen, waarna zij constateerden dat het lijk reeds koud was, De muren in de badkamer waren ter hoogte van ongeveer 1.5 M. op verschillende plaatsen met bloed bedekt.
 Onmiddellijk werd de burgemeester en de geneesheer ontboden, die direct ter plaatse waren aangekomen. De dokter kon echter slechts den dood constateren.

Op grond van het navolgende wordt verwacht, dat de vreeselijke misdaad heeft plaats gevonden tusschen vijf en zes uur des namiddags. Op het genoemd uur zijn door verschillende personen in de buurt, en aan de fabriek gezien twee als heer gekleede personen, welken de Directeur zelf moet hebben binnengelaten.
Na volbrenging van hunne misdaad zijn zij vermoedelijk gegaan in de richting Schijndel en even voorbij "Cafe Buitenrust" op den tram gestapt in de richting 's Bosch, die om ongeveer half zeven vertrekt uit St. Oedenrode. Door den tramconducteur moeten deze twee personen er op gewezen zijn, dat hunne handen vol bloed zaten, waarop zij schijnen geantwoord te hebben, dat zij zich met het afsnijden van een stok in de bramen hadden bezeerd.
Beweerd wordt, dat deze personen in den Bosch aan Sluis 0 zijn afgestapt.


Zaterdag-morgen om 10 uur was het parket reeds gearriveerd, dat tot laat in den avond is werkzaam geweest. In den loop van den dag werden zeer veel personen gehoord, totdat omstreeks vijf uur in de namiddag door den heer Commissaris van Politie te 's Bosch per auto werd binnengebracht een zekere Gerards, verblijvende te 's Bosch. Even daarna, ongeveer 6 uur, arriveerde per auto uit Eindhoven, vergezeld van de Marechaussëe, een zekere van den Wildenberg, tot sinds ongeveer één maand geleden onderdirecteur aan de Boterfabriek alhier.
Deze laatste persoon schijnt met de werkzaamheden in de fabriek geheel op de hoogte te zijn geweest. Opmerkelijk ishet tevens dat v.d.W. in den zelfden tram zat als de twee verdachte personen, na het plegen van de moord. Vermoedelijk zat eveneens in die tram, de hierboven genoemde G., die met v.d.W. zeer veel omgang had.
Deze beide personen zijn door het parket gehoord en daarna in de gevangenis opgesloten,

Zondagmorgen om 12 uur was het parket wederom ter plaatse ten einde de lijkschouwing te verrichten. De verslagenen zag er verschrikkelijk uit. De hals gedeeltelijk afgesneden, terwijl verder in den hals en het hoofd verschillende sneden voorkomen. Verder is bij den rechterpols zijn hand bijna afgesneden, terwijl in het binnenste der linkerhand een froote snede is, waarmee de verslagene vermoedelijk in het scheermes heeft gevat.
Aangehoudene v.d. Wildenberg werd Zondag met het lijk geconfronteerd.
De verslagenen was geboortig van Vessem, waar het lijk vermoedelijk Dinsdag zal worden ter aarde besteld.

Tevens zij hierbij vermeld, dat ongeveer twee maanden geleden, toen de penningmeester der boterfabriek vanaf zijne woning naar de fabriek een mandje met geld bracht, een passeerende fietser trachtte dat mandje uit zijne handen te rukken, waarbij echter het mandje stuk werd gerukt, zoodat de inhoud op den grond viel en de fietser er in allerijl vandoor ging. De overbrenging van het geld naar de boterfabriek had in den regel eveneens op vaste tijdstippen plaats.
 

De stationschef van de Meierijsche tram te 's Bosch, de heer F. van der Sommen hoorde Zaterdag-morgen van den conducteur van de tram van half 9 dat te St. Oedenrode een moord was gepleegd en dat volgens de verklaring van den dokter de heer Van Kruijsdijk toen hij gevonden werd reeds vier uur dood moet zijn geweest. Daaruit besloot de heer F. van der Sommen dat de moord tusschen 5 en 6 uur 's avonds moet hebben plaats gehad. Hij heeft toen dadelijk den conducteur opgezocht, die de tram omstreeks dien tijd uit St. Oedenrode gereden had en vroeg hem of hij niets verdachts gezien had. Na eenig nadenken zei de conducteur:"Ja, ik heb twee kerels opgenomen ter hoogte van "Buitenrust". Ze zagen er zeer verdacht uit. De een had een schram over het gezicht en een wonde aan de hand." De conducteur had hem gevraagd: "Ben jij in de strijd geweest ?" waarop hij antwoordde zich bezeerd te hebben bij het afsnijden van een tak.


De heer Van der Sommen heeft den conducteur gezegd, daarvan onmiddellijk kennis te geven aan de politie, terwijl hij zelf den Burgemeester van St. Oedenrode opbelde. De conducteur is per fiets naar St. Michielsgestel gereden en daar met een auto uit St. Oedenrode opgehaald.


dinsdag 14 juli 2015

Vervolg van mijn schrijven aan achter-achternicht Serafina

Hallo Serafina (mooie en uitzonderlijke naam trouwens),
Ik heb met hulp van een aardige dame werkzaam bij het Brabants Historisch Informatie Centrum (bhic.nl) wat meer gegevens kunnen achterhalen overje vader  AWC van der Sommen. Namelijk een uittreksel uit het geboorteregister. Waaruit blijkt dat hij niet, zoals ik aanvankelijk dacht een zoon is van Francis Marcelus, maar van Cornelis Henricus van der Sommen en Francisca Helena Petronella van Engelen.

Ook blijkt er in het Nationaal Archief een registratiekaart op zijn naam bewaard van zijn verblijf in een jappenkamp.

Van beide documenten stuur ik hierbij een afbeelding.


Uit de kampkaart wordt duidelijk dat Anton getrouwd was met mevr. A. Frederiksz, die toen woonde aan de Drukkerijstraat 4 te Djokjakarta.
En ook dat voor hij hij gemobiliseerd werd van beroep Leeraar was aan de Handelsvakschool Oendaän 40 te Soerabaia, en hij toen  hij gevangen gezet werd door de Japanners de rang had van landstorm sergeant der 2e klasse infanterie van de 2e compagnie IIe bataljon veldstorm Soerabaia.
De data op het document zijn gerekend vanaf het begin van het keizerschap van Hirohito in 1925.
Dus 17-8-15 moet gelezen worden als 1942 - augustus - 15.
Datum gevangenname 10 maart 1942
Datum opname in het kamp 15 augustus 1942
Datum overdracht aan de geällieerde strijdkrachten: 31 oktober 1945

In wikipedia wordt de geschiedenis van de inval van Japan op Java, en de rol van de KNIL als volgt beschreven:

 In verband met deze omstandigheid besloot legercommandant ter Poorten om de hem ter beschikking staande troepen, namelijk vier regimenten infanterie met hulpwapens, zo veel mogelijk te concentreren in West-Java, waar de regeringszetel was gevestigd en waar de voornaamste magazijnen van het leger werden aangetroffen. Ten behoeve van de verdediging van de vlootbasis Soerabaja, gelegen in Oost-Java, diende echter één regiment infanterie te worden achtergelaten. Nadat de voornaamste strijdkrachten van de Koninklijke Marine in de nacht van 27 op 28 februari 1942 in de Javazee roemrijk ten onder was gegaan, had de vijand bij de landing op Java, die op drie ver uit elkaar gelegen plaatsen in de nacht van 28 februari op 1 maart 1942 werd uitgevoerd, volkomen vrij spel. Een luchtmacht, om deze landingen te bestrijden, was niet meer ter beschikking; deze was ten gevolge van de op Malakka en in de Buitengewesten gevoerde strijd dusdanig verzwakt, dat zij bij de acties op Java geen rol van betekenis meer kon spelen. Haar vaandel werd naderhand met de Militaire Willems-Orde gedecoreerd. De vijand, ter sterkte van ongeveer acht divisies, begon direct na zijn geslaagde landing met zijn opmars, en wist zich van een van de belangrijkste vliegvelden meester te maken. Pogingen van de Nederlanders om dit vliegveld te heroveren mislukten, waardoor feitelijk het lot van West-Java bezegeld was. Ook in Midden-Java en Oost-Java hadden de Nederlanders een echec geleden; de troepen waren ten gevolge van de vele verplaatsingen en het gemis aan behoorlijke nachtrust volkomen uitgeput, zodat op 8 maart 1942 tot capitulatie moest worden besloten. De strijd werd echter op Sumatra, onder leiding van generaal-majoor Overakker, tot 28 maart 1942 voortgezet, waarna ook daar tot de overgave moest worden overgegaan. Deze datum is ook het tijdstip waarop aan het bieden van georganiseerde weerstand een einde kwam; in enkele gebieden in de Archipel, namelijk Noord-Celebes, Timor en Nieuw-Guinea werd de strijd door guerrillatroepen nog voortgezet. De worsteling om het bezit van Nederlands-Indië duurde ongeveer 3 maanden. Van het begin af aan was deze strijd, gelet op de sterkteverhoudingen en vooral met het oog op de Nederlandse zeer zwakke luchtstrijdkrachten, een hopeloze onderneming.

Aan mijn achter-achternicht Serafina de Groot - van der Sommen

Mijn zus Paula ontving onlangs tot haar verrassing het volgende mailtje:

Goede middag Paula,

Via Annelies de Jongh-van der Sommen kreeg ik de foto van jouw oud tante Bertha met de mededeling dat zij ook mijn oud tante is.  Mijn vader Antonius Wilhelmus Cornelis van der Sommen, geboren in 1900 in Eindhoven, was een zoon van de borstelfabrikant in Eindhoven. Hij is op 19 jarige leeftijd vertrokken naar Indonesië omdat in de borstelfabriek geen werk voor hem was omdat hij twee oudere broers had. Tom was de oudste en daarna kwam Wim. Met de dochter van oom Wim heb ik sinds kort contact.

Weet jij of wij inderdaad familie zijn en meer over de familie Van der Sommen? Ik zou het leuk vinden iets van je te horen.

,
Alvast bedankt voor je reactie.
 Lieve groet,
 Sera de Groot - van der Sommen

Paula stuurde het mailtje door naar mij, met het verzoek om te kijken of ik in mijn administratie antwoorden zou kunnen vinden.
Dit is mijn antwoord aan haar:
 
Hallo Serafina
Ik heb met belangstelling je email wisseling met mijn zus Paula gevolgd.

Van tijd tot tijd duik ik, als ik wat tijd vind in de geschiedenis van de "van der Sommens"
Wat ik vind sla ik dat op in het systeem Aldfaer. Ik ben niet alleen geïnteresseerd in de droge stamboomgegevens, maar vooral in hoe het leven van de betrokkenen er uit zag.
Soms vindt je die informatie op hun bidprentje, soms door een stukje in de krant.
Een heleboel historische kranten zijn tegenwoordig digitaal in te zien via
nb.nl
De site van de Nationale Bibliotheek .
Afgelopen winter heb ik zo kranten afgespeurd op de naam "van der Sommen"
Dat leverde bijgaande verzameling op.
Toen ik las dat je vader in Indonesie is geweest moest ik meteen denken aan enkele knipsels uit deze verzameling:
Het Vaderland 30 november 1925 uit de passagierslijst van mailschip Rawi op 28 november 1925 vertrokken van Rotterdam naar Nederlands Indië met aan boord A.W.C. van der Sommen

Bataviaansch Nieuwsblad van 16 juni 1930: Overgeplaatst van de meisjesschool te Cheribon naar de H.I.S. te Tjitjalenka de onderwijzeres der 3e klasse mevr. A. van der Sommen geb. Fredrikz.

De Indische Courant 17 juni 1930:
Overgeplaatst van de meisjesschool te Cheribon naar de H.I.S. te Tjitjalengka de onderwijzeres der 3e klasse mevr. A. van der Sommen geboren Fredrikz.

Soerabaiasch Handelsblad 23 juli 1930:
Geslaagd zijn: te Bandoeng A.C.W. van der Sommen,

De Indische Courant 19 sept 1930:
Geslaagd . .  voor Boekhouden . . . de heer A.W.C. van der Sommen Bandoeng

De Indische Courant 19 augustus 1931
Wegens zevenjarigen dienst negen maanden verlof naar Europa verleend aan mevr. A. van der Sommen geboren Frederikz, onderwijzeres bij de openbare Europeesche 1ste lagere school C. te Bandoeng; met de bepaling, dat ze haar betrekking den 2e September zal neerleggen.

De Indische Courant 2 september 1931
Passagierslijst boot naar Genua, Southampton-Amsterdam.
A. van der Sommen mevr,

Het Vaderland 26 september 1931
Indische Dienst. Verlofgangers: mevr. A.van der Sommen, geb. Fredrikz, onderw. b/h O.W.L.O., Breda

Voor wat onze verwantschap betreft het volgende:
Onze gemeenschappelijke voorouders zijn Franciscus Marcellus van der Sommen(1798 - 1857) en Jacoba van Etten (1805 - 1879)
Jouw tak begint bij zoon Thomas (1824 - ?) van beroep borstelmaker, gehuwd met Johanna Lutters (1829 - 1901)
De onze,  bij Thomas' broer Carolus (1834 - 1891) van beroep borstelmaker, gehuwd met Maria Agnes Smits (1838 - 1907) .

Thomas had drie zonen:
Matheus (1858 - 1908) timmerman en zwarte schaap van de familie.

Franciscus Marcelus (1854 - 1911) borstelmaker gehuwd met Goverdina Maria Andriessen (? - 1909)
 
Cornelis Henricus (1860 - 1925) directeur van de C.H. van der Sommen Borstelfabrieken.
vanaf 1901 secretaris van het Eindhovensch Mannenkoor; 40 jaar lid van het parochiekoor van St. Catharina in Eindhoven.

Franciscus Marcelus trouwde pas op 41 jarige leeftijd met Goverdina. Het huwelijk werd gezegend met een talrijke kinderschaar:
Thomas Karel Cornelis (1896 - 1929) was de oudste zoon, volgde in vaders voetsporen als borstelmaker. Fungeerde na overlijden van moeder in 1909 en vader in 1911 als gezinshoofd voor het overgebleven gezin. Stichtte en dreef een borstelfabriek aan de Prins Hendrikstraat en Demer.
Uit de geboorteakte van Antonius Wilhelmus Cornelis van 16 maart 1900 blijkt dat hij een zoon was van Cornelis Henricus.

Gaan we verder met onze tak.
Carolus was de vader van Franciscus Thomas (1875 - 1932)
Uit zijn tweede huwelijk, met Paulina Bastings werd Carolus Petrus Cornelis (1922 - 1974) geboren. Uit wiens huwelijk met Hubertha Maria Bemmelmans (1920 - ) mijn broers, mijn zusters en ik zijn voortgekomen.
Samengevat:
Thomas en Carolus waren broers
Cornelis Henricus en Franciscus Thomas waren neven
Jouw vader en mijn vader waren achterneven
Dat maakt ons achter-achterneef en -nicht.

Nog even over Bertha van der Sommen van de snoepwinkel op de markt.
Het gaat daarbij om Huberdina Catharina van der Sommen (1872 - 1928), zus van mijn opa Franciscus Thomas en een nicht van je opa.

Ik hoop dat ik je een beetje vooruit geholpen hebt.
Heb je van jouw kant van de familie gegevens, waarmee ik mijn administratie kan aan vullen dan ontvang ik die graag van je!

Met vriendelijke groet,
Frans van der Sommen

maandag 13 juli 2015

Wat weet ik nu helemaal van mijn grootvader ?





 Franciscus Thomas van der Sommen (1875 - 1932)

1. Geboren
Franciscus Thomas (Cis) van der Sommen werd geboren in Eindhoven op 8 mei 1875 als zoon van Carolus van der Sommen, borstelfabrikant te Eindhoven en Maria Agnes Smits.
Zijn ouders waren toen al negen jaar getrouwd en hadden toen al drie dochters:
Wilhelmina Jacoba, Elisabeth Francisca en Huberdina Catharina.

De geboorteakte luidt als volgt:

In het jaar een duizend achthonderd vijf en zeventig, den tienden Mei is voor ons Ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Eindhoven, in het huis der gemeente, verschenen: Carolus van der Sommen, oud veertig jaren borstelmaker wonende te Eindhoven, die in tegenwoordigheid van twee getuigen als van Willem Dings, oud drie en zestig jaren tuinman en van Jan Feyen oud veertig jaren koperslager beide wonende binnen deze gemeente, ons heeft verklaard dat Maria Agnes Smits, oud zes en dertig jaren zonder beroep, wonende te Eindhoven, alhier is bevallen van een kind van het mannelijk geslacht, geboren op den achtsten dezes om half tien ure des avonds welk kind zal genaamd worden Franciscus Thomas.

van welke verklaring wij de tegenwoordige akte hebben opgemaakt, die, na de voorlezing is ondertekend door ons, de comparant en de getuigen.

Militaire Dienst

27 juni 1895, toen hij twintig was, tekende Franciscus vrijwillig een zesjarig contract om als soldaat te dienen. Zijn bewijs van ontslag omschrijft hem als 1,67 m lang, aangezicht ovaal, voorhoofd gewoon, oogen blauw, neus gewoon, mond klein, kin rond, haar blons, wenkbrauwen idem, merkbare tekenen: wonden linker onderarm.

Hij diende bij het 4e bataljon 2e Regiment Infanterie.

Staat van Dienst: Den 27 Juni 1895 vrijwillige geëngageerd als Soldaat voor zes jaren met f 60,- premie, Is ingeschreven voor de militie in 1894 voor de lichting van 1895 voor de gemeente Eindhoven/ Noord braband /onderd: 10. Elevenmuziekant mei 1897, Soldaat den 24 Augustus 1899.
Den 26 juni 1901 met paspoort wegens dienstbeëindiging. Het bewijs goed gedrag afgegeven.
Te 's-Hertogenbosch den 26 Juni 1901. De Majoor.

Werk
Van wat Franciscus Thomas in het dagelijks leven uitvoerde is weinig bekend.
Uit de gegevens van de volkstelling van 1921 blijkt zijn beroep: Kraambouwer en Winkelier.
Mijn vader heeft me weleens verteld dat hij ook muzikant was en meespeelde bij harmonie Phileuthonia. Maar welk instrument hij bespeelde weet ik niet. 


Eerste Huwelijk

Franciscus Thomas trouwde op 24 augustus 1905 op dertig jarige leeftijd in Eindhoven met Theresia van den Boomen.
Getuigen bij de huwelijkssluiting waren:
Petrus Adrianus Roos, oud zes en dertig jaren koopman wonende te Eindhoven zwager van de echtgenoot,
Johannes Theodorus de Kok oud vijf en twintig jaren kleermaker wonende te Woensel zwager van de echtgenoot (getrouwd met zus Catharina Arnolda)
Johannes Cornelis Dingen oud drie en dertig jaren wonende te Woensel zwager van de echtgenoot (getrouwd met zus Elisabeth Francisca) en
Hendrikus van der Beek oud drie en dertig jaren agent van politie wonende te Eindhoven.

Theresia was toen zeven en dertig jaar oud, en bijna twee jaar weduwe van de op 2 juli 1903 overleden Gerardus Rovers. Gerard was toen slechts vijf en dertig jaar oud, en liet Theresia achter met vier kleine kinderen.
Zo heeft de vrijgezelle Cis van der Sommen vanaf zijn de trouwdag ineens een gezin met vrouw en vier kinderen. Maria 9 jaar, Elisabeth 7 jaar, Christina 4 jaar en Arnoldus 3 jaar.

Ze kregen samen nog twee kinderen, Philomena Maria en Philomena Huberdina, waarvan Philomena Maria iets meer dan een jaar werd, en Philomena Huberdina slechts 8 maanden leefde.
Trees sterft op 26 maart 1920 en Cis blijft achter met de vier stiefkinderen.
Bij de volkstelling van 1921 bestaat het gezin dat op adres Groote berg 49 woont, behalve uit vader Franciscus Thomas, te bestaan uit Maria Dimphina 27 jaar fabrieksarbeidster, Elisabeth Dimphina 23 jaar dienstbode (Later verhuisd naar Julianastraat 16 en nog later naar Hoefkesstraat 40 in Eindhoven), Christina Henrica 20 jaarfabrieksarbeidster Philips Proeffabriek (verhuisd naar Bosboomstraat 11, later Palingstraat 30), Arnoldus Jacobus 19 jaar Kelner en Marktkramer.

Tweede Huwelijk

Op 12 oktober 1921 trouwt Franciscus Thomas, die dan 46 jaar oud is in Tilburg met Paulina Petronella Bastings, 31 jaar oud.
Ze was de jongste dochter van Charles Bastings, die als jongeman als Zouaaf vocht in Italie om de Paus te helpen zich te verdedigen tegen de troepen van Garibaldi.


Charel Bastings in zijn Zouaven uniform

De familie Bastings. Op de achterste rij met knot Paulina

Getuigen van de huwelijkssluiting waren Johannes Cornelis Heerkens, oud vijftig jaren, bankwerker, wonende alhier, zwager der echtgenoote,
Petrus Paschalis Paschasius Bastings, oud vier en veertig jaren, voerman, wonende te Eindhoven, broeder der echtgenoote.


17 september 1922 werd hen een zoontje geboren: Carolus Petrus Cornelis


Op 1e kerstdag 25 december 1932 stierf mijn grootvader, 57 jaar oud.