dinsdag 11 augustus 2015

Jan van der Sommen sneuvelt 10 mei 1940

Johannes Marinus Joseph van der Sommen werd op 7 maart 1919 te Helmond geboren, als zoon van Cornelis Wilhelmus Maria van der Sommen en Anna Maria Verdonschot.



Deze herinneringszuil staat op de Militaire Erehof op de gemeentelijke begraafplaats aan de Kerkhoflaan te Den Haag. Op de zuil de namen van de slachtoffers van het bombardement van de Duitsers op de Alexanderkazerne, 'smorgens 4:00u van de dag dat de Duitsers ons land binnen vielen.
Jan was op dat moment 21 jaar en als dienstplichtig soldaat ingedeeld als huzaar bij het Paardendepot van het depot Cavalerie. Bij die gelegenheid kwamen zo'n 60 korporaals en manschappen en meer dan 100 paarden om.
In zo'n beetje alle landelijke en regionale kranten werd hierover bericht, maar werden de verliezen behoorlijk gebagatelliseerd:





In het blad van de VOC (Vereniging van Officieren Cavalerie) jaargang 71 (2010) nr 2vind ik een artikel over deze gebeurtenis van de hand van de heer Drs. J.A. Bom, medewerker van het Cavalerie Museum: Het depot Cavalerie in mobilisatie- en oorlogstijd (1939 - 1940).
Daaraan ontleen ik de volgende passage:

De oorlogsdagen
In de vroege morgen van 10 mei 1940 werd de Duitse aan- val op Nederland ingezet. Onder meer werd omstreeks 04.00 uur de Alexanderkazerne te Den Haag door een Duitse vliegtuig gebombardeerd. Daarbij werd het stalcomplex op deze kazerne door enige bommen getroffen. Enkele korpo- raals en meer dan 60 huzaren werden direct gedood of zo zwaar verwond dat zij later overleden. Voorts vielen vele tientallen niet-dodelijk gewonden. Overlevenden zochten in  paniek een veilig heenkomen. In de getroffen stallen wer- den meer dan 100 paarden gedood of later ernstig gewond afgemaakt. Meteen na het bombardement waren paarden- oppassers naar de stallen gesneld om zo veel mogelijk paarden te bevrijden. Het gevolg was wel dat diverse paar- den in paniek over het kazerneterrein renden en een aantal via de hoofdingang probeerde te ontsnappen.
Bij het bombardement hadden het hoofdgebouw en de twee legeringsgebouwen geen treffers opgelopen. Onder het aldaar gelegerde personeel, dat door de explosie van bommen ruw was ontwaakt, ontstond echter flinke verwar- ring. Veelal nog nachtkleding, zochten velen een goed heen- komen via de brug over de spoorlijn Rotterdam- Scheveningen naar het springterrein en het omliggende duingebied. Ondanks alle tumult trof een aantal officieren onmiddellijk maatregelen om de situatie in de hand te krij- gen en de gewonden te laten overbrengen naar het vlakbij gelegen ziekenhuis Bronovo. Nadat de rust was hersteld en het personeel weer op de kazerne verzameld, had de depot- commandant ongeveer 600 man tot zijn beschikking. In de verdere loop van de morgen werden daardoor samen met enige compagnieën en secties van andere eenheden een lijn bezet van Wassenaar-Zuid via Waalsdorp en het Scheveningse pompstation naar het strand. Van hieruit wer- den in het voorterrein verkenningen verricht. Tot en met 14 mei is deze situatie min of meer zo gebleven.
Onder de reservisten van de 2e en 3e Afdeling Depot Cavalerie, die bij het detachement bewakingstroepen waren ingedeeld, waren vooral veel slachtoffers gevallen. Zij waren immers op hooizolders van het getroffen stallencom- plex gelegerd. Voorts waren hun wapens en uitrusting onder het puin bedolven. Het zou dan ook de nodige tijd duren voordat onderdelen van het detachement bewakings- troepen successievelijk in gereedheid konden worden gebracht en konden uitrukken. Gedurende de meidagen werden deze onderdelen hoofdzakelijk ingezet voor bewa- kingstaken in Den Haag en omgeving.

zondag 9 augustus 2015

3e vervolg en voorlopig slot van de familiegeschiedenis van Serafina

In januari 1942 valt het Japanse leger het eiland Tarakan, voor de kust van Borneo binnen. Al snel hierna vinden de eerste gevechten op zee plaats. Het Koninklijke Indische Leger (de KNIL) capituleert op 9 maart 1942. Een deel van de overwonnen Europeanen wordt van de Aziatische bevolking geïsoleerd en in krijgsgevangenen- of burgerkampen gevangen genomen.
Pas in augustus 1945 wordt Nederlands-Indië bevrijd. Nog in diezelfde maand roept Indonesië echter de onafhankelijkheid uit. Na de daarop volgende gewelddadige Bersiap-periode slaan Nederlandse troepen hard terug in 'politionele acties'. Onder internationale druk trekken de Nederlandse troepen zich terug. Veel inwoners van Nederlands-Indië trekken naar Nederland.

Ook Anton van der Sommen was onder de wapenen geroepen en maakte deel uit van de KNIL, toen die zich op 9 maart 1942 overgaf aan de Japanners.
Op het moment van mobilisatie was hij leraar aan de Handelsvakschool Oendaän 40 te Soerabaia
Hij had de rang van  landstorm sergeant der 2e klasse infanterie van de 2e compagnie IIe bataljon veldstorm Soerabaia.

Hij werd 10 maart gevangen genomen en op 15 augustus 1942 vast gezet in het krijgsgevangenenkamp  Java III in Soerabaja.

Hierboven een plattegrond van Soerabaja met de locaties van de verschillende kampen.
De betekenis van de letters is als volgt:
A. JCJL-kamp                                                       I. CBZ
E. Werfstraat-Gevangenis                                     J. Broederschool
F. Boeboetan-Gevangenis                                     K. Darmowijk
G. Jaarmarkt-kamp                                               O. Darmo-kampement (Ondaatje-kamp)
H. HBS-kamp

Bron: Atlas Japanse Kampen, deel i, 2000, pg. 166

15 augustus 1945 werd hij overgedragen aan de geállieerde strijdkrachten.
Wat daarna gebeurde, is wat Serafina me vertelde, en wat haar, uit verhalen van familieleden langzamerhand is duidelijk geworden:
Anton hielp mee de verschillende vrouwenkampen te bevrijden.
Daarbij liep hij bij toeval een kennisje tegen het lijf, wier kind hem enthousiast als vader begroette. De vrouw in kwestie, Louise de Groot, was 18 jaar jonger dan Anton.
Ze woonde als kind in het straatje tegenover hun huis, en was enige tijd paste zo nu en dan op Ernst.
In de tussen tijd was ze getrouwd met Jacob Romeijn, had een kind gekregen, Jaap, en was ze weduwe geworden.
Haar man overleed namelijk 1 februari 1945 als Prisoner of War in de Bilibid gevangenis in Manilla op de Filipijnen, enkele dagen voordat deze gevangenis door de geallieerden werd bevrijd.
Hij was korporaal infanterie bij de KNIL
Hij ligt begraven op de erebegraafplaats Menteng Pulo rij VIII  nr 9.


Meer over de Bilibid-gevangenis.in Manilla via deze link:
http://genealogievandersommen.blogspot.nl/p/blog-page.html

Louise had in september 1944 ook al haar vader verloren.
Hendrikus de Groot was toen hij krijgsgevangen werd genomen Adjudant o.o. administratieve troepen bij de KNIL.


Op 18 september 1944 was hij, 54 jaar oud, een van de meer dan 5600 opvarenden, krijgsgevangenen en werkslaven, van het Japanse vrachtschip de Junyo Maru, die voor de kust van Sumatra verdronken, nadat het schip door de Engelse onderzeeër Fairwind werd getorpedeerd.
Meer via de volgende link:
http://genealogievandersommen.blogspot.nl/p/blog-page_11.html

Louise droeg nu de naam Romeijn-de Groot.
De ontmoeting leidde tot een innige relatie. Louise zette Anton voor het blok om zijn vrouw Agnes mee te delen, dat hij haar en zijn zoon in de steek ging laten, en dat hij zijn leven verder wilde delen met Louise.
Kennelijk stemde Agnes pas na jaren in met een formele scheiding. Zeker in die tijd voor een katholiek echtpaar een beschamende toestand, waarvoor  lastige en moeizame procedure doorlopen moest worden. Niet alleen via de burgerlijke maar ook via de kerkelijke bureaucratie. Vooruit lopend op het uitspreken van de scheiding leefden Anton en Louise als man en vrouw. En dus, volgens de normen van die tijd, in zonde.  Terwijl ze beiden katholiek waren, werd hen de ontvangst van de sacramenten ontzegd. Bij de katholieke eredienst werden ze gedoogd, maar moesten ze zich achter in de kerk ophouden. Ook bij Anton's familie waren ze niet meer welkom.

Het gezin vestigde zich te Semarang, waar Anton leraar werd aan de plaatselijke HBS.
Op 22 jun 1947 werd hun eerste kind geboren te Semarang: dochter Serafina Christofora.
Op 16 juli 1951 volgde het tweede kind, ook geboren in Semarang: zoon Erik Cornelis.


Hier een foto waarschijnlijk genomen in 1948 met Jaap (Jacob Hendrikus  genoemd naar zijn overleden vader Jacobus Henricus) Romeijn, vader Anton, Serafina en moeder Louise.


En deze foto werd gemaakt in 1952 van Jaap, moeder Louise, Serafina en Erik.



Ik laat nu Serafina zelf aan het woord, die me schreef:

 Mijn vader is later leraar aan de HBS in Semarang geworden tot wij in juli 1957 als een dief in de nacht Semarang hebben verlaten om met de trein naar Tandjong Prijok te gaan om daar op de Willem Ruys te stappen en naar Nederland te vertrekken.
Wij, mijn ouders Erik en ik, zaten op de Willem Ruys van 11 juli tot 2 augustus 1957. Aangekomen in Rotterdam stond een bus klaar die ons naar Amsterdam bracht waar de zus (Juliana van mijn moeder) en haar man ons begroetten. Daarna ging de bus door naar ons opvangcentrum (pension), een oubollig hotel aan de Berg en Dalse weg in Groesbeek. Mijn moeder, Erik en ik hadden samen een kamer. Mijn vader mocht 's nachts niet bij ons zijn omdat mijn ouders niet getrouwd waren.
Iedere zondag kregen we: platgekookte spruitjes, een gepaneerde speklap en waterige aardappels met jus uit de "gaarkeuken". Ondertussen klonk de stem van G.B.J. Hilterman met de "Toestand in de Wereld". En voor mij zijn vanaf toen de geur van spruitjes en de stem van Hilterman voor altijd met elkaar verweven.

2e vervolg op de levensgeschiedenis van Serafina

Van hoe het Anton van der Sommen verging na zijn aankomst in in januari 1926 in Nederlandsch Indië zijn slechts flarden duidelijk geworden.
Volgens zijn zoon Ernst, vond hij aanvankelijk werk bij Kolff drukkerij en later bij de Staats Spoorweken. Volgens hem werd hij daarna werkloos.
Hij volgde in die tijd een opleiding boekhouden, die hij met goed gevolg afrondde, volgens dit bericht in het Soerabaiasch Handelsblad van 23 juli 1930:

Ergens in de periode 1926 - 1930 leerde Anton mejuffrouw A. Fredriksz kennen en trouwde met haar.
Mej. Fredrksz was onderwijzeres en werd volgens het volgende knipsel uit de Indische Courant van 17 juni 1930 van de meisjesschool te Cheribon naar de H,I,S. te Tsjitjalengka onder de naam A. van der Sommen, geboren Fredriksz.

Uit het volgende knipsel uit de Indische Courant van 19 augustus 1931 blijkt dat aan haar 9 maanden verlof werd verleend als onderwijzeres aan de openbare Europesche 1ste lagere school.

 Uit het knipsel van de Indische Courant 2 september 1931 blijkt dat ze op de passagierslijst staat voor de boot naar Genua, Southhampton en Amsterdam.
En uit een knipsel uit Het Vaderland van 26 september van dat jaar dat ze, als verlofganger als onderwijzeres bij het O.W.L.O Breda als bestemming had. Breda was intussen de plaats waar haar schoonmoeder Ciska van der Sommen - van Engelen was gaan wonen.
in Nederland geboren
Mevr. A. van der Sommen reisde naar Nederland omdat ze zwanger was van haar eerste kind, en het veiliger vond om die in Europa geboren te laten worden.
Ze reisde alleen omdat er onvoldoende geld was voor twee gelijktijdige overtochten.
Ze werd op 3 november 1931 ingeschreven in het alleenstaandenregister van Breda.
Hierdoor kennen we haar voornaam, Agnes en haar geboortedatum 26 januari 1904 en geboorteplaats Majong. Ook vinden we daar de verblijfplaats waar ze geboorte van haar zoon afwacht: Baronielaan 264. Volgens de notitie in het alleenstaandenregister verblijft daar ook haar schoonzus Corrie (Cornelia Maria Josephina).

Uit dit uittreksel van de adressenlijst van Breda van januari 1932 blijkt dat Anton al op dat adres is ingeschreven, naast zijn moeder, de weduwe van C. A! van der Sommen.

Zoon Ernst wordt in 1932 geboren. Ergens moet dat officieel zijn vastgelegd, maar ik heb er nog geen spoor van kunnen vinden.
In 1932 wordt Agnes weer terugverwacht om haar functie als onderwijzeres weer op te pakken

 En inderdaad vinden we het jonge gezin met kind terug op de passagierslijst van het moterschip  Decopo dat op 25 mei van Rotterdam naar Batavia vertrekt.


Uit de periode tot aan de tweede wereldoorlog resten nog enkele losse flarden:
Deze bekendmaking van het nieuwe bestuur van de Katholiek Sociale Bond in 1935, waaruit blijkt dat hij tot secretaris van deze bond is benoemd.


 Dit verhuisberich, waarin gemeld wordt dat A.W.C. van der Sommen zich vestigt aan de Kembodjastraat 12:


En tenslotte deze nostalgische familiefoto, waarop we van links naar rechts, naast een mij onbekende vrouw, zoon Ernst, vader Anton en moeder Agnes onderscheiden.
Als ik de leeftijd van Ernst op een jaar of acht schatten, dan is deze foto omstreeks 1940 zijn genomen.  

zaterdag 1 augustus 2015

Vervolg familiegeschiedenis Serafina


Laten we verder gaan met het verhaal van de derde broer, de vader van Serafina: Antonius Wilhelmus Cornelis, kortweg Anton.
Zoals eerder gemeld, werd hij 16 maart 1900 in Eindhoven geboren.
Hij woonde bij zijn ouders aan de Tramstraat 24 totdat hij op 6 september 1915 naar Weert vertrok.
Hij ws door zijn ouders, net zoals zijn broers eerder, naar een jongensinternaat gestuurd.
Waarschijnlijk het Bisschoppelijk College.

Op Wikipedia is het volgende te vinden over deze school:
Het Bisschoppelijk College werd op 17 augustus 1648 onder de naam Haga Mariana ofwel Mariënhage gesticht als Latijnse School door Joannes Boutman prior van het klooster met diezelfde naam. Dit klooster werd eerder, op 18 april 1419, gesticht ten noorden van de stad Eindhoven in het dorp Woensel op de plaats Hage, gelegen aan de Dommel bij het landgoed Ravensdonk. In 1581 werd het klooster tijdens het beleg van Eindhoven door de Staatsen in de as gelegd. Na omzwervingen, door de instabiele situatie, die op haar beurt weer het gevolg was van de aanhoudende strijd tussen Spanje en de Verenigde Provinciën, belandden de Reguliere Kanunniken anno 1638 in Weert.
In 1794 bezetten de Fransen Weert en aldus kregen de kanunniken op 20 maart 1797 de letterlijke bons en werden uit hun school gejaagd. Nadat in 1814 Limburg aan Koning Willem I werd gegeven, werd de school in 1815 heropend. In de tussenliggende jaren werd onderwijs gegeven in een particulier huis aan de Langstraat te Weert. Vanaf 1815 werden onder andere door het gouvernement Limburg inspecteurs ingezet om de kwaliteit van het verstrekte onderwijs te toetsen. De Latijnse Scholen kwamen hierbij ook aan bod. De minister van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat besloot aldus in 1824 de Latijnse School in Weert op te heffen. De stad kreeg het echter gedaan een voorstel tot uitstel van opheffing door het departement goedgekeurd te krijgen. In 1826 werd de school omgevormd en "een kollegie opgerigt op den voet der vastgestelde verordeningen". Hiertoe werden een schoolruimte, gelegen aan de Langstraat, en subsidies beschikbaar gesteld door de stad.
In 1831 verhuisde de school van de Langstraat terug naar de Molenstraat. In 1846 overwoog de gemeenteraad om opnieuw een kostschool aan te stellen om zo de bloei van het college te bevorderen. Dit werd gedaan door van de oude paardenstallen studiezalen te maken, terwijl de betreffende bovenverdieping tot slaapzaal zou dienen. Hoewel de school en zijn gebouwen in 1831 waren overgedragen aan de bisschop van Luik, was de status van de gebouwen ongewis toen Weert weer tot de Nederlanden kwam te behoren in 1839. Zodoende probeerde de gemeente in 1843 de schoolgebouwen te kopen van de Nederlandse staat. Dit mislukte en de status quo bleef onveranderd waarbij de schoolgebouwen door de staat aan de gemeente in bruikleen waren. Deze situatie duurde tot 1862 toen een dergelijk voorstel wel werd gehonoreerd. In 1869 werd bovendien besloten tot uitbreiding van de school door het bouwen van een hoofdgebouw met poort aan de Molenstraat. In 1902 droeg de gemeente het eigendom van de schoolgebouwen over aan de Vereniging Bisschoppelijke College Sint Joseph en bovendien stelde zij toen geld beschikbaar ter verbetering van de bestaande gebouwen en voor het bouwen van een nieuw gebouw gelegen aan de Molenstraat, parallel aan het hoofdgebouw. In het begin van 1903 plaatste de rector H.J.H. Wouters de eerste steen. Na de ingebruikname van het nieuwe gebouw werd het oude gebouw gebruikt voor de klassikale lessen, in het nieuwe gebouw bevonden zich voortaan de studiezaal, de recreatiezaal, de refter en de slaapzaal. Tussen beide gebouwen lag een speelplaats. In 1915 werd een kapel gebouwd, ontworpen door architect Henri Seelen, welke werd ingewijd op 15 februari 1916 door mgr. Schrijnen. In 1932 werd een vleugel toegevoegd aan de westzijde, bestemd voor aula, kamers voor de leraren en slaapzaal. In 1937 werden 2 hectare grond aangekocht van het kerkbestuur, gelegen tussen de Louis Regoutstraat en de Coenraad Abelsstraat, welke in 1938 als sportveld in gebruik genomen werd. In 1947 werd na de oprichting van de hbs aan het college, het hbs-noodgebouw opgeleverd. Dit gebouw was gelegen tussen de zuidelijke vleugel en de Van Berlostraat en bood plaats aan 9 leslokalen, een gymzaal en een studiezaal.

Op 25 juli 1918 kwan Anton weer terug in het ouderlijk huis.
Volgens het Eindhovense bevolkingsregister vertrok hij 8 juli 1920 naar Rotterdam.
Wat hij daar deed is vooralsnog onduidelijk, wellicht een vervolgopleiding.
In ieder geval treffen we hem in 1925 weer thuis, getuige een aantal opnamen van hem uit die tijd.

Hier staat hij rechts achter met zus Corry links voor.

Anton achter de piano in het ouderlijk huis. Daarnaast een foto gemaakt op de kermis van 's Hertogenbosch 1925, traditioneel de laatste week van augustus. Vlak na het overlijden van vader Cor op 18 augustus van dat jaar.


En deze opname van Anton is volgens het opschrift van november 1925 kort voordat hij 28 november met mailschip Rowi  van Rotterdam vertrok naar Nederlands Indië, zoals blijkt uit dit knipsel uit Het Vaderland van 30 november 1925